Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1478/GM, 27 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1478/GM

betreft: [klager] datum: 27 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 januari 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager, zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma en de inrichtingsarts hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft de omstandigheid dat de medische dienst aanvankelijk een verkeerde diagnose had gesteld en pas na drie maanden vaststelde dat sprake was van schurft.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft zich op 12 juni 2015 tot de inrichtingsarts gewend in verband met aanhoudende jeuk over zijn hele lichaam. De diagnose luidde dat klager last had van
uitslag dan wel een bepaalde allergie had. Hij kreeg hiervoor verschillende soorten zalf voorgeschreven. Nadien heeft klager nog meermalen de inrichtingsarts bezocht. Op 15 september 2015 gaf klager bij de medische dienst aan te denken aan de
mogelijkheid van schurft, aangezien medegedetineerden last hadden van jeuk over hun hele lichaam. Nader onderzoek wees uit dat klager inderdaad schurft had. Klager is van mening dat sprake is van nalatig optreden van de inrichtingsarts en van het
overige medisch personeel. Niet alleen is op 12 juni 2015 een verkeerde diagnose gesteld, maar ook bij de vele bezoeken daarna van klager aan de medische dienst is gemist dat klager schurft had. Verder is volgens klager van belang dat medegedetineerde
N. zich reeds in februari 2015 tot de medische dienst had gewend met een vergelijkbare klacht. Ook bij deze gedetineerde is zowel tijdens het eerste bezoek als tijdens de circa vijftien bezoeken daarna de verkeerde diagnose gesteld en is hij verkeerd
behandeld. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming omdat hij onnodig lang aan schurft heeft geleden en hij daardoor ook medegedetineerden heeft besmet.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de periode tussen 12 juni 2015 en 29 juni 2015 is klager meermalen gezien door de medische dienst. Op
29 juni 2015 is de therapie voor de huidklachten gewijzigd in fusidinezuurcrème vanwege klagers onrustige huid onder het verwijderde gips. Op 1 juli 2015 zei klager dat het beter ging. In de periode tussen 29 juni 2015 en 14 september 2015 is klager
door de medische dienst gezien vanwege diverse klachten die geen betrekking hadden op huiduitslag. In al deze consulten heeft klager de huiduitslag niet besproken. Op 14 september 2015 heeft klager wel melding gemaakt van jeuk over zijn hele lijf en
heeft de inrichtingsarts scabiës gediagnosticeerd en met succes behandeld. De inrichtingsarts conformeert zich aan hetgeen is vermeld in het verslag van de medisch adviseur.

3. De beoordeling
Voor wat betreft de ontvankelijkheid van het beroep oordeelt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 30, tweede lid, Pm wordt het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de
mededeling van de medisch adviseur ingediend. Het verslag van de bemiddeling door de medisch adviseur is gedateerd 21 januari 2016. Nu klagers raadsman stelt dat hij het verslag, na meermalen te hebben gerappelleerd, pas op 19 april 2016 heeft
ontvangen
en klager zelf het verslag nimmer ontvangen heeft, is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep tijdig is ingediend en klager kan worden ontvangen in zijn beroep.

Uit het medisch dossier volgt dat klager zich op 12 juni 2015 tot de medische dienst heeft gewend met jeukklachten als gevolg van pukkeltjes die zich ontwikkelden tot blaasjes. Nadien is klager verschillende keren gezien door de medische dienst
onder meer vanwege jeukklachten maar ook vanwege een fractuur aan zijn pols. Uit het medisch dossier volgt verder dat klager klaagde dat de bultjes zich uitbreidden. Uiteindelijk is op 14 september 2015 vastgesteld dat sprake was van schurft.
De beroepscommissie is van oordeel dat eerder geconstateerd had moeten worden dat sprake was van schurft. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit het medisch dossier volgt dat klager in de periode tussen 12 juni 2015 en 14 september 2015
meermalen bij de medische dienst heeft geklaagd over jeuk / uitslag (bijvoorbeeld op 23 juni 2015 en 29 juni 2015). Voorts is hierbij in aanmerking genomen dat door klager onweersproken is aangevoerd dat een medegedetineerde zich in februari 2015 met
gelijksoortige klachten bij de medische dienst heeft gemeld en na enige tijd bleek dat sprake was schurft. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dient te
worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager ter hoogte van € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 27 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven