Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3027/GV, 27 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3027/GV

Betreft: [klaagster] datum: 27 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M.G.C. van Riet, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 25 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
Namens de Staatssecretaris is bij beslissing van 25 augustus 2016 klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De feiten
Klaagster is sedert 5 juli 2010 gedetineerd. Zij verbleef in de penitentiaire inrichting Vught. Op 18 september 2013 is zij op grond van artikel 15, vijfde lid, Pbw in OBC Berkelland te Rekken geplaatst. De einddatum van haar detentie is bepaald op 30
november 2018.

3. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Het is onredelijk en onbillijk om in deze specifieke zaak onverkort aan de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden vast te houden. Gezien de bijzondere omstandigheden dient de nadruk gelegd te worden op de mogelijkheden van
recidivevermindering en behandeling. Onder die omstandigheden dient de redelijkheid voor het recht te gaan en dient het verzoek om een opbouwend verlof van begeleid naar later onbegeleid verlof gehonoreerd te worden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster verblijft sinds september 2013 op grond van artikel 15, vijfde lid, Pbw in OBC Berkelland. Sedert november 2014 geniet zij vrijheden op het terrein van de kliniek onder begeleiding van het personeel. Verzocht is om ten behoeve van
resocialisatie de vrijheden uit te breiden. Dit verzoek is afgewezen. Klaagster beschikt niet over een geldig legitimatiebewijs en geldige verblijfsdocumenten. Zij is ongewenst verklaard. Of klaagster verwijderbaar is, is nog steeds niet bekend. Mocht
klaagster wel aan de formele criteria hebben voldaan dan wordt het strafrestant, ruim twee jaar, te lang geacht.
De noodzaak om nu reeds de vrijheden verder uit te breiden, is niet aangetoond.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De verlofcommissie van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd, omdat klaagster geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, er een ernstig vermoeden is dat zij zich aan detentie zal onttrekken met als mogelijk gevolg onrust bij de slachtoffers. Voorts heeft
klaagster geen aanvaardbaar verlofadres.
De politie heeft zich van advies onthouden.

4. Beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens een gekwalificeerd vermogensdelict. Aansluitend dient zij een subsidiaire hechtenis van vijf maanden te ondergaan.

Uit het advies vrijheden van de p.i. Zwolle volgt dat klaagster, die op grond van artikel 15, vijfde lid, Pbw in OBC Berkelland is geplaatst, heeft gevraagd om haar voor de periode van 4 juli 2016 tot 7 oktober 2016 (incidenteel) verlof te verlenen om
met begeleiding driemaal per week te wandelen in de directe omgeving, doch buiten het terrein van OBC Berkelland. Het verlof is bedoeld ter ontspanning en om haar te leren zich te houden aan afspraken met het behandelteam.

In het midden gelaten om welke vorm van verlof c.q. uitbreiding van vrijheden klaagster heeft verzocht, is van belang dat klaagster ongewenst is verklaard, hetgeen volgens het bepaalde in artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk
verlaten
van de inrichting een contra-indicatie is voor verlofverlening. Voorts voldoet klaagsters strafrestant niet aan de eis van artikel 3, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, ingevolge waarvan sprake moet zijn
van een strafrestant van ten hoogste achttien maanden voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Aan gedetineerden als verzoekster die op grond van artikel 15, vijfde lid, Pbw worden verpleegd in een psychiatrisch ziekenhuis, worden
eerst vrijheden verleend als zij – normaal gesproken – in aanmerking zouden komen voor plaatsing in een b.b.i..
De beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van het verzoek om verlof kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaand uit mr. C.M. van der Bas,
voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven