nummer: 02/2522/GV
betreft: [klager] datum: 9 januari 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 15 november 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klagers vriendin is in verwachting en uitgerekend omstreeks 6 december 2002. Klager wil graag periodieke strafonderbreking om zijn vriendin na de bevalling bij te staan. Zij heeft geen contact met haar familie en klagers moeder ishiertoe niet in staat.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Strafonderbreking kan incidenteel worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Hiervan is niet gebleken. Periodieke strafonderbreking kan in het geheel niet worden verleend.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 januari 2004.
Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (de Regeling), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijkesfeer van de gedetineerde dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In onder meer artikel 36 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Zo kan strafonderbreking ingevolge dit artikelworden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.
Uit de stukken is gebleken dat aan klager hiervoor strafonderbreking is verleend voor de periode van 12 tot en met 19 december 2002.
Overigens geniet klager maandelijks regimair weekendverlof, welk verlof hij kan gebruiken om zijn vriendin in de verzorging van hun baby bij te staan.
Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 januari 2003
secretaris voorzitter