nummer: 16/1965/GA
betreft: [klager] datum: 10 oktober 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S. Kessel, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de beslissing van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden van 6 juni 2016.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Haaglanden, [...], gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft
hij daarvan geen gebruik gemaakt. De raadsman van klager, mr. T.S. Kessel, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Op 3 oktober 2016 ontving de beroepscommissie een reactie van de directeur op het verzoek van de
beroepscommissie om toezending van het behandelplan. Een kopie hiervan is aan klager en zijn raadsman toegezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissingen
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 6 juni 2016 inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (a-dwangbehandeling).
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergeven – toegelicht.
Er is geen behandelplan overgelegd, waarin tenminste het therapeutisch middel is opgenomen dat zal worden ingezet om het gevaar dat de stoornis veroorzaakt te minderen. De overgelegde stukken voldoen niet aan de vereisten van een behandelplan. Het
slechts noemen van antipsychotica is onvoldoende. Indien het behandelplan wel was overgelegd, had beter kunnen worden beoordeeld dat de dwangbehandeling niet effectief zou zijn. Het verstrekken van dexamfetamine zou volgens de behandelend arts mogelijk
voor klager belangrijk kunnen zijn mede gelet op zijn stoornis en speedgebruik in het verleden. Onduidelijk is wat er inmiddels aan behandeling heeft plaatsgevonden. Het meerdere keren spreken van klager om hem te motiveren voor antipsychotica is geen
psycho-educatie. Bij psycho-educatie ligt de nadruk op het belang van kennisverwerving. Psychiatrische patiënten worden correct en begrijpelijk geïnformeerd over hun ziektebeeld, de gevolgen ervan en de mogelijke behandeling. Om de doelen van de
psycho-educatie te bereiken, dient er op maat gewerkt te worden. De nadruk van de huidige detentie ligt op het elimineren van klager en niet op zijn behandeling. Klager zou derhalve, in het licht van de subsidiariteit, in een andere setting moeten
verblijven waar meer de nadruk op zijn behandeling komt te liggen. Uit een recent pro justitia-onderzoek is de aanbeveling gekomen klager op te nemen in een FPA. Een dergelijke plaatsing had onderzocht moeten worden. Inmiddels verblijft klager in de
FPK
in Assen. De toediening van de eerder gestarte dwangmedicatie is met onmiddellijke ingang gestopt en klager ontvangt thans op vrijwillige basis zijn dexamfetamine. De problemen zijn daarmee (naast de bestaande problemen) volledig weggenomen. Kortom, er
is jegens klager behandeltechnisch gezien een verkeerde beslissing genomen. Een simpele consultatie van de behandelend arts had in de rede gelegen.
De directeur heeft de bestreden beslissingen als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur verwijst naar het bij de stukken gevoegde advies van de behandelend psychiater en de niet bij de behandeling betrokken tweede psychiater aan de
directeur. Er is sprake van een psychiatrische problematiek. Er bestaat een causaal verband tussen de stoornis en het gevaar. Dit gevaar is afwendbaar door het inzetten van de voorgestelde interventie, het intramusculair toedienen van medicatie en is
daarmee doelmatig. Het gevaar is anderszins niet afwendbaar.
Het advies van de psychiater aan de directeur is een samenvatting van het behandelplan. In het behandelplan was voorzien in de mogelijkheid van dwangmedicatie. De directeur zal in overleg met de behandelend psychiater nagaan of (onderdelen van) het
behandelplan kan worden toegezonden. De directeur volstaat in zijn reactie van 3 oktober 2016 met een verwijzing naar de overgelegde adviezen.
3. De beoordeling
Om te kunnen beoordelen of een beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling voldoet aan de eisen die in de Pbw en de Penitentiaire maatregel (Pm) daaraan worden gesteld en of deze beslissing kan worden aangemerkt als redelijk en billijk, is
het nodig dat de beroepscommissie toereikend wordt geïnformeerd. In dit kader heeft de beroepscommissie eerder overwogen dat voor de beoordeling inzage in onderdelen van het behandelplan noodzakelijk is en dat in het toe te zenden (uittreksel van het)
behandelplan (en/of eventuele overige stukken) in ieder geval moet staan: a. dat is voorzien in de mogelijkheid om, indien dit noodzakelijk is, ten aanzien van de betreffende gedetineerde een a-dwangbehandeling toe te passen (artikel 46c, aanhef en
onder a, in samenhang bezien met artikel 46d van de Pbw); b. de diagnose van de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde (artikel 21b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pm); c. de therapeutische middelen, zo mogelijk gerelateerd aan de
verschillende aspecten die in de stoornis te onderscheiden zijn, die zullen worden toegepast teneinde een zodanige verbetering van de stoornis van de geestvermogens van de gedetineerde te bereiken, dat het gevaar op grond waarvan deze in verband met
zijn geestelijke gezondheidstoestand in een daartoe krachtens artikel 14 van de wet aangewezen afdeling of inrichting behoeft te verblijven, wordt weggenomen (artikel 21b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pm); d. of er overeenstemming over het
geneeskundig behandelplan is (artikel 21b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pm); e. welke minder bezwarende middelen zijn aangewend om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken weg te nemen dan wel af te
wenden (artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pm); f. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de gedetineerde ten aanzien van de behandeling (artikel 22, eerste lid, aanhef en onder b, van de Pm); en g. het gevaar (als
bedoeld in artikel 46a van de Pbw) dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken.
De behandelend psychiater heeft op 27 mei 2016 een ‘Advies aan directeur’ uitgebracht. Zoals de beroepscommissie eerder heeft bepaald, kan een ‘Advies aan directeur’ niet gelijk gesteld worden aan een behandelplan. De beroepscommissie ziet zich
vervolgens voor de vraag gesteld of met de door de directeur overgelegde informatie voldoende is komen vast te staan of voldaan is aan de wettelijke vereisten voor toepassing van de a-dwangbehandeling. De beroepscommissie antwoordt deze vraag
ontkennend.
Uit de overgelegde stukken is niet kunnen blijken dat de mogelijkheid van het toedienen van dwangmedicatie is opgenomen in het behandelplan. Voorts is onvoldoende duidelijk welke therapeutische middelen, anders dan het onder dwang toedienen van
medicatie, zijn overwogen. Bij klager is sprake van een complexe en chronische problematiek. Het gaat hierbij niet alleen om de psychotische problematiek, maar vooral om de overige problematiek, zoals de ADHD, de middelenproblematiek en de
persoonlijkheidsstoornis. Onduidelijk is gebleven of alternatieven voor anti-psychotica zijn overwogen, bijvoorbeeld het hervatten van stimulantia voor klagers ADHD of vormen van stressreductie. De verwijzing van de directeur naar de meegestuurde
adviezen, biedt hierin onvoldoende inzicht.
Gelet hierop heeft de directeur niet voldaan aan de vereisten voor toepassing van a-dwangbehandeling. Met name is niet gebleken dat deze mogelijkheid tevoren – in het behandelplan - was voorzien en evenmin of minder bezwarende middelen zijn aangewend
of
overwogen om het gevaar af te wenden. De bestreden beslissing is daarom onvoldoende gemotiveerd en dientengevolge onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De
beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 10 oktober 2016
secretaris voorzitter