nummer: 16/1767/GA
betreft: [klager] datum: 15 september 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,
gericht tegen een uitspraak van 9 mi 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaandam, zijn gehoord [...] en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur respectievelijk juridisch medewerker bij de p.i. Nieuwegein. Hoewel voor klagers vervoer
naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de diefstal van klagers jas uit zijn cel.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Voor de beklagrechter is abusievelijk gesteld dat de celdeuren tijdens de recreatie in beginsel dicht zijn. Achteraf is gebleken dat dit niet juist
is. Tijdens de recreatie blijven alle celdeuren open, zodat de gedetineerden vrij kunnen rondlopen op de afdeling. Als de gedetineerden de afdeling voor een activiteit moeten verlaten, worden de celdeuren wel gesloten.
De beklagrechter heeft in zijn uitspraak aansluiting gezocht bij uitspraak RSJ 21 december 2004, 04/2126/GA. De omstandigheden in die zaak verschillen met de omstandigheden in onderhavig beroep. Klager heeft, in tegenstelling tot de aangehaalde
uitspraak, niet aan het personeel gevraagd zijn celdeur af te sluiten. Klager had ook aan zijn celgenoot kunnen vragen of hij bij het verlaten van de cel het personeel wil vragen de celdeur te sluiten. Ook had klager het personeel kunnen vragen zijn
cel
extra in de gaten te houden. Klager heeft dat niet gedaan.
Op de dag van de klacht had de afdeling een bezetting van 82 gedetineerden en 4 personeelsleden. Het personeel houdt toezicht en reageert met name op signalen. Een diefstal is vaak een niet zichtbare actie en kan dus buiten het gezichtsveld van het
personeel plaatsvinden.
Klager meldde de diefstal een dag later. Hierdoor is het moeilijk de jas te zoeken. Waarschijnlijk heeft de jas dan al de afdeling verlaten. Met klager is wel gesproken over de diefstal. Ook met klagers celgenoot is gesproken. Hij was gaan douchen.
Klager zelf was tijdens de recreatie naar een gespreksgroep gegaan. Klager heeft inderdaad een jas op zijn kledinglijst staan, maar daaruit blijkt niet de waarde. Klager heeft geen bonnetje overgelegd.
In de huisregels is bepaald dat de gedetineerde zelf verantwoordelijk is voor zijn eigendommen op cel. De huisregels liggen op de cel en zijn voor alle gedetineerden te raadplegen.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij in de inrichting onder zich heeft. Onder bijzondere omstandigheden gaat de verantwoordelijkheid over op de directeur.
De directeur heeft in zijn verweer tegenover de beklagrechter abusievelijk toegelicht dat de celdeuren tijdens de recreatie gesloten worden. In beroep heeft de directeur deze foutieve informatie hersteld. Alleen indien de gedetineerde een activiteit
buiten de afdeling volgt of de gedetineerde daarom verzoekt, worden de celdeuren gesloten. De recreatie is een activiteit op de afdeling, zodat de celdeuren in beginsel open blijven.
Uit de stukken en de ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting komt naar voren dat klager op een meerpersoonscel verblijft. Tijdens de recreatie ging klager een gespreksgroep van de pandit bijwonen. Klagers celgenoot bleef achter en ging
tijdens de recreatie douchen. Klager noch zijn celgenoot hebben het personeel verzocht de celdeur te sluiten. Tegen deze achtergrond gaat de verantwoordelijkheid voor de diefstal van klagers jas niet over op de directeur. Van bijzondere omstandigheden
als hiervoor bedoeld is geen sprake.
Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op
15 september 2016
secretaris voorzitter