nummer: 16/1855/GA
betreft: [klager] datum: 15 september 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Koster, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 25 april 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiare inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. A.S.E. Evelo en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Groot Alphen. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting
was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. onheuse bejegening door een p.i.w.-er (AR 2015/823);
b. verstrekking van kokosbrood gedurende klagers verblijf in de isoleercel (AR 25/824).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van zijn beklag en het beklag wat betreft onderdeel b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van de onheuse bejegening door een p.i.w.-er is er weliswaar geen sprake van een door of namens de directeur genomen beslissing, maar voor
klager is er geen andere plek waar hij met zijn klacht terecht kan. Van de medewerkers mag worden verwacht dat zich altijd professioneel opstellen. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Klager is erg gekwetst door de uitlatingen van het
personeelslid. Hij heeft deze kwestie aangekaart bij een ander personeelslid, die zich hiervoor heeft verontschuldigd.
Nadat klager kokosbrood werd aangeboden, heeft hij direct bij de betreffende medewerkers aangegeven dat hij een kokosallergie heeft. De inrichting was derhalve bekend met de allergie. Dat de allergie niet in het logboek van de inrichting is opgenomen,
doet hieraan niets af. Het is kwalijk dat de inrichting de melding van klager niet serieus heeft genomen. De inrichting had klager ander eten moeten aanbieden. De inrichting bleef echter klager kokosbrood aanbieden. Hierdoor heeft klager drie à vier
dagen niet kunnen eten. Zelfs het droge brood dat in aanraking was gekomen met het kokosbrood veroorzaakt bij klager een allergische reactie. Hij kreeg hierdoor uitslag en had last van jeuk. De inrichting heeft ook nog eens verzuimd klager terzake
medische hulp te bieden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het is niet bekend welk personeelslid klager onheus zou hebben bejegend. Klachten hierover kunnen worden voorgelegd aan het afdelingshoofd die dat
dan zal opnemen met het betreffende personeelslid.
Het was niet bekend dat klager een allergie had, ook niet bij de medische dienst. Als bekend zou zijn geweest dat klager een allergie heeft, wordt voor vervangend beleg gezorgd.
3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal wat betreft dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard.
b.
Klagers stelling dat de inrichting heeft geweten van zijn kokosallergie vindt geen bevestiging in de stukken. Uit de nadere informatie van de directeur komt naar voren dat bij de medische dienst geen enkele intake-informatie is te vinden over een
allergie bij klager. Ook bij de afdeling waar klager heeft verbleven zijn in het logboek geen meldingen opgenomen over een kokosallergie. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de directeur een
zorgplicht omtrent de verstrekking van voeding heeft geschonden. De beroepscommissie gaat er hierbij van uit dat, zoals de directeur ter zitting heeft toegelicht, bij het bekend worden van een allergie hiermee rekening wordt gehouden. Het beroep zal
wat
betreft dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op
15 september 2016
secretaris voorzitter