nummer: 16/1736/GA
betreft: [klager] datum: 15 september 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag,
gericht tegen een uitspraak van 15 april 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaandam, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is
hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 19 uren opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens de weigering plaats te nemen op het bovenbed in een meerpersoonscel.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur bestrijdt dat er onvoldoende gezocht is naar een passende oplossing op het moment dat klager weigerde zijn bed af te staan. Het
personeel
doet altijd moeite om de zaken zo soepel mogelijk op te lossen, omdat niemand baat heeft bij een escalatie. Op het betreffende moment was de inrichting volledig bezet en waren geen alternatieven voorhanden. Het buiten aanwezigheid van klager omwisselen
van het matras gebeurde om de celgenoot van klager ter wille te zijn, in verband met een aandoening aan zijn knie waarvoor hij een bed nodig had om op te liggen. Klager geeft geen enkel argument waarom hij niet de coulance zou kunnen opbrengen om voor
één nacht van bed te ruilen. Het is welgeteld één keer voorgekomen dat klager met een roker is samen geplaatst en deze vergissing is na drie uur hersteld. Klager heeft de zaak op de spits gedreven. Het was eenvoudiger geweest als het personeel klager
een aanwijzing had gegeven, maar het personeel wil niet de hele dag in de vorm van bevelen optreden richting de gedetineerden. Dat zou juist maken dat een gedetineerde de ruimte opzoekt.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid onder a in verbinding met artikel 50, eerste lid, kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken
indien
de gedetineerde betrokken is bij feiten die – onder andere – onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting. Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan geen straf worden opgelegd, indien de gedetineerde voor het begaan van
een
feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, niet verantwoordelijk kan worden gesteld.
Uit het schriftelijk verslag van 26 november 2015 komt naar voren dat klager heeft geweigerd zijn bed in een meerpersoonscel voor één nacht af te staan aan een medegedetineerde die om medische redenen alleen op het onderbed kon plaatsnemen. De
beklagrechter meent – kortgezegd - dat klager niet verwijtbaar heeft geweigerd, aangezien sprake was van een verzoek en niet van een instructie. Hiermee zou bij klager de suggestie zijn gewekt dat er ruimte bestond dit te weigeren. De beroepscommissie
is echter op grond van voormeld verslag van oordeel dat klager moet hebben begrepen dat het geen vrijblijvend verzoek van het personeel betrof. Klager is tot driemaal toe verzocht mee te werken, waarna klager zelfs de keuze is gegeven ‘of te
accepteren,
of rapport te krijgen en plaatsing op de strafcel’. Tegen deze achtergrond heeft klager verwijtbaar gehandeld. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal
alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op
15 september 2016
secretaris voorzitter