Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2369/GB, 19 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2369/GB

Betreft: [Klager] datum: 19 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.F. van Drimmelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juli 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere inrichting voor stelselmatige daders (ISD), bij voorkeur de ISD van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 12 december 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de ISD van de p.i. Almere.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft reeds meermaals een ISD-traject ondergaan en ondergaat thans zijn vierde maatregel. Alle ISD-trajecten heeft hij in dezelfde inrichting ondergaan, te weten in de ISD van de locatie Tafelbergweg te Amsterdam, thans de p.i. Almere. Gedurende
zijn tweede ISD-traject, in – destijds – de locatie Tafelbergweg te Amsterdam, is volgens klager onder meer regelmatig verzuimd bij de vrijhedencommissie verlof aan te vragen, zodat hij niet naar zijn behandelingen buiten de inrichting kon. Hij heeft
naar zijn zeggen reeds meermaals met de betrokken casemanagers samengewerkt, zonder dat dit tot het gewenste resultaat heeft geleid. Klager is het vertrouwen kwijt in het personeel van de ISD van de p.i. Almere. Hij wil zijn huidige traject in een
nieuwe, andere omgeving ondergaan en realiseert zich dat het zinvol is zich in te zetten voor het slagen van de huidige maatregel. Hij voelt zich in de ISD van de p.i. Almere echter geenszins gesteund en begrepen en het valt volgens hem niet uit te
sluiten dat de casemanagers eveneens bedenkingen hebben wanneer zij klager opnieuw op hun behandellijst zien staan. Overplaatsing van klager naar een andere ISD acht hij opportuun. Voorts wenst klager te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Almere komt naar voren dat klager manipulatief is en verzocht heeft om een andere casemanager, daar hij
slecht tegen het confronterende gedrag van zijn huidige casemanager kan. Voorts zou klager niet met de psycholoog in gesprek willen, omdat hij een vrouwelijke psycholoog wenst. Vanuit de inrichting is negatief geadviseerd ten aanzien van klagers
verzoek
tot overplaatsing. Uit dit advies komt naar voren dat geenszins sprake zou zijn van verstoorde verhoudingen en dat de begeleiding van klager in het kader van zijn ISD-traject in de p.i. Almere kan worden voortgezet. Gelet op klagers woonplaats, gelegen
in Amsterdam, is de p.i. Almere de aangewezen inrichting met ISD-bestemming. Volgens de selectiefunctionaris is geen reden aan te nemen dat in de ISD van de p.i. Almere geen juiste begeleiding aan klager wordt geboden.

4. De beoordeling
4.1. Namens klager is verzocht te worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu dit niet is onderbouwd en zij op basis van de stukken in het dossier voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

4.2. De ISD van de p.i. Almere is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Almere komt naar voren dat klagers trajectbepaling met vier weken is uitgesteld, nu klager heeft aangegeven niet met de psycholoog in gesprek te willen gaan. De trajectbepaling zal uitwijzen
welke interventies door klager gevolgd dienen te worden. De directeur van de p.i. Almere geeft aan dat de inrichting de kennis en kunde in huis heeft om klager hierin te begeleiden.

4.4. Klager heeft naar het oordeel van de beroepscommissie in zijn argumentatie geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan niet van de stelling van de directie van de p.i. Almere zou mogen worden uitgegaan. Hetgeen klager heeft
aangevoerd omtrent de chemie met het inrichtingspersoneel van de p.i. Almere acht de beroepscommissie onvoldoende zwaarwegend.

Gelet op het vorenstaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 19 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven