Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2388/GM (tussenbeslissing), 27 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2388/GM (tussenbeslissing)

betreft: [klager] datum: 27 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 28 juni 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord.
Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
De inrichtingsarts van de p.i. Groot Alphen is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klachten, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 mei 2016 en de klachtformulieren van 14 mei 2016 en 19 mei 2016, betreffen:

a. de omstandigheid dat klager niet is gecontroleerd door de medische dienst nadat hij op 4 mei 2016 onwel werd en hij vervolgens op 5 mei 2016 wederom onwel is geworden;
b. de omstandigheid dat klager op 5 mei 2016 is gezien door een GGD-arts die klager heeft doorgestuurd naar het ziekenhuis, waarheen klager met eigen vervoer van de inrichting is vervoerd alwaar bleek dat geen overdracht van klagers medische gegevens
had plaatsgevonden;
c. de omstandigheid dat klager begin april 2016 een verklaring tot niet-reanimeren heeft ondertekend welke nog steeds bekrachtigd dient te worden door een niet-reanimerenpenning;
d. de omstandigheid dat klager € 4,50 moest betalen voor een kopie van zijn medisch dossier en
e. het feit dat de uitslagen van de bloedafname op 5 april 2016 nog steeds niet bekendgemaakt zijn aan klager.

2. De beoordeling
Klager heeft ter zitting verzocht zijn beroep schriftelijk nader toe te lichten. Klager is medegedeeld dat hij in de gelegenheid wordt gesteld zijn beroep tot uiterlijk twee weken na de zitting schriftelijk toe te lichten, waarna de inrichtingsarts in
de gelegenheid zal worden gesteld uiterlijk binnen een week daarop te reageren.
De beroepscommissie zal in de onderhavige tussenbeslissing – op verzoek van klager – beslissen in welke klachten klager (evident) niet-ontvankelijk is teneinde hem in de gelegenheid te stellen ten aanzien van deze klachten (eventuele) andere
rechtsmiddelen aan te wenden.

Artikel 28 van de Pm luidt:
“1. Een gedetineerde kan een beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Met de inrichtingsarts wordt in dit hoofdstuk gelijkgesteld de verpleegkundige dan wel andere hulpverleners die door de inrichtingsarts bij de
zorg aan gedetineerden zijn betrokken.
2. Onder medisch handelen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:
a. enig handelen in het kader van of nalaten in strijd met de zorg die de in het eerste lid bedoelde personen in die hoedanigheid behoren te betrachten ten opzichte van de gedetineerde, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand zij bijstand verlenen
of hun bijstand is ingeroepen;
b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.”.

b.
Voor zover klager klaagt over de wijze waarop hij naar het ziekenhuis is vervoerd, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van medisch handelen als bedoeld in artikel 28 Pm. De beroepscommissie zal klager in zoverre niet-ontvankelijk
verklaren in zijn klacht.

c.
De klacht heeft betrekking op de traagheid van de procedure in de inrichting voor het aanvragen van een “niet-reanimerenpenning” bij de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE). De beroepscommissie is van oordeel dat de klacht
betrekking heeft op een aangelegenheid van organisatorische aard en dat geen sprake is van medisch handelen als bedoeld in artikel 28 Pm. De beroepscommissie zal klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

d.
Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie te kennen gegeven dat deze klacht niet meer speelt in beroep. De beroepscommissie beschouwt het beroep dan ook in zoverre als ingetrokken en zal niet beslissen op deze klacht.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht onder b. voor zover de klacht ziet op de wijze waarop klager naar het ziekenhuis is vervoerd.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht onder c.
De beroepscommissie zal op de overige klachten beslissen in haar eindbeslissing, met uitzondering van de klacht als vermeld onder d.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 27 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven