Nummer: 16/2893/GB
Betreft: [Klager] datum: 27 september 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing uit de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 5 oktober 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de BPG van de p.i. Vught.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij betwist de stelling van de selectiefunctionaris dat hij ieder contact met medegedetineerden mijdt, zodat niet kan worden beoordeeld of hij geschikt is voor plaatsing in een reguliere afdeling.
Klager stelt dat hij reeds vijf weken met een medegedetineerde in een groep zit en intensief deelneemt aan diverse vormen van activiteit. Geen enkel incident heeft plaatsgevonden. Klager verzoekt het beroep mondeling toe te lichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught komt naar voren dat klager thans niet heeft laten zien dat hij zich binnen een groep kan handhaven en
dat hij ieder contact met medegedetineerden mijdt. De directeur van de p.i. Vught meent om die reden dat klager eerst moet laten zien dat hij in een (kleine) groep kan functioneren alvorens hij in een reguliere afdeling kan worden geplaatst. Zolang
niet
beoordeeld kan worden of klager in een groep kan functioneren, acht de selectiefunctionaris een plaatsing in een reguliere afdeling niet mogelijk. Daarenboven meent de selectiefunctionaris dat een verantwoorde afweging in klagers belang is.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht te worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu dit niet is onderbouwd en zij zich op basis van de stukken in het dossier voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.
4.2. De BPG van de p.i. Vught is een afdeling voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
4.4. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught komt naar voren dat klager zelden gebruik maakt van de mogelijkheid tot luchten en dat hij weinig initiatief neemt tot deelname aan de geboden activiteiten. Op douchen en bellen met het
thuisfront na komt hij nauwelijks van zijn cel. Hij stelt dat hij op die manier niet in de problemen kan komen en meent dat hij op den duur vanzelf een keer doorgeplaatst zal worden. Klager betwist het standpunt van de selectiefunctionaris, maar heeft
naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd dat de weergave van zijn gedrag en houding onjuist zou zijn. Klager noemt als argument een contact gedurende enkele weken met een medegedetineerde en deelname aan activiteiten zonder
overigens die te specificeren. Klager is blijkens vorenbedoeld advies niet te motiveren of stimuleren. Hij is meermaals intern overgeplaatst binnen de BPG en binnen de p.i. Vught, maar dit heeft volgens de directeur thans niet in een verandering van
klagers gedrag geresulteerd.
4.5. Gelet op het vorenstaande heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen stellen dat klager thans niet heeft laten zien dat hij in een groep kan functioneren en dat hij dit eerst moet laten zien alvorens hij in een afdeling met een regime
van beperkte gemeenschap kan worden geplaatst, waar de groepen groter zijn dan in de BPG. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 27 september 2016.
secretaris voorzitter