Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1522/GB, 22 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1522/GB

Betreft: [klager] datum: 22 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M. Terpstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De selectiefunctionaris is op 19 augustus 2016 verzocht om een nadere reactie. De op 25 augustus 2016 ontvangen nadere reactie is aan klager en zijn raadsvrouw toegezonden. Op 5 september 2016 is een reactie van klager hierop ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist op het door klager geaccordeerde voorstel van de inrichting tot overplaatsing van klager naar de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1.

2. De feiten
Klager is sedert 15 mei 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden. Op 2 mei 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit de bestreden beslissing volgt dat klager is overgeplaatst op grond van een rapportage waaruit zou blijken dat het voor klagers veiligheid noodzakelijk is dat hij wordt overgeplaatst. Klager is van mening dat geen sprake is van reële dreiging. Enige
onderbouwing met stukken hieromtrent heeft klager niet ontvangen. Klager vermoedt dat de overwegingen die ten grondslag liggen aan de reeds opgelegde ordemaatregel tevens de basis zijn geweest voor de beslissing tot overplaatsing. De bestreden
beslissing is volgens klager onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig genomen.

Voorts heeft klager het idee dat vanuit de p.i. Leeuwarden weerstand wordt geboden wanneer hij stukken uit zijn penitentiair dossier op wil vragen. Op 24 december 2015 is aan de directeur van de p.i. Leeuwarden om de stukken uit het penitentiair
dossier
verzocht die betrekking hebben op de plaatsing en handhaving van klager op de lijst voor gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM). Tot op heden heeft klager echter niets ontvangen. Daarnaast wordt klager van dingen beschuldigd waar
hij niets mee te maken heeft. Hij vermoedt dan ook dat er andere redenen aan zijn overplaatsing ten grondslag liggen dan dat het daadwerkelijk noodzakelijk is voor zijn veiligheid. Klager voelt zich in zijn belangen geschaad en stelt dat, voor zover al
enige dreiging zou bestaan, de overplaatsing een te ingrijpende maatregel is. Gelet op het voorgaande wenst klager te worden teruggeplaatst naar de p.i. Leeuwarden, omdat hij zich daar juist veilig en op zijn gemak voelt en zijn bezoek in die omgeving
woonachtig is. Daarnaast verzoekt klager om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Leeuwarden van 28 april 2016 volgt dat klager bedreigd wordt door medegedetineerden. Deze bedreigingen komen voort uit de positie van klager als GVM-gedetineerde, zijn rol als voorman bij de arbeid,
zijn rol bij de verkiezingen van de gedetineerdencommissie en zijn rol bij recente overplaatsingen van gedetineerden. Vanwege liquidatiegevaar ten aanzien van klager als gedetineerde of in verband met klagers plaatsing op de GVM-lijst, is het risico in
de p.i. Leeuwarden te groot om hem aldaar te handhaven. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing conform het selectieadvies genomen en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van voornoemd advies.

3.3. De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft in het selectieadvies van 28 april 2016 geadviseerd klager over te plaatsen naar een inrichting die past bij zijn GVM-status. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager volgens bij de directie
binnengekomen inlichtingen door medegedetineerden wordt bedreigd, waardoor de veiligheid van klager in de p.i. Leeuwarden niet meer kan worden gegarandeerd.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 72 in verbinding met artikel 18 van de Pbw staat rechtstreeks beroep open tegen de afwijzing van een verzoek om overplaatsing. Op grond van artikel 18, tweede lid, van de Pbw wordt met een verzoekschrift gelijkgesteld een
akkoordverklaring van de gedetineerde met het selectieadvies van de directeur van de inrichting. De beroepscommissie leest in het selectieadvies dat klager heeft ingestemd met het selectieadvies inhoudende een overplaatsing naar een andere inrichting.
Dit vindt bevestiging in de overige stukken, waarin wordt verwezen naar het verzoek van klager om overplaatsing naar Zwolle. Uit het thans voorliggende beroep begrijpt de beroepscommissie dat klager (toch) niet instemt met zijn overplaatsing. In een
dergelijk geval zal eerst de bezwaarprocedure als bedoeld in artikel 17 van de Pbw moeten worden gevolgd. Gelet op het door de selectiefunctionaris in zijn verweerschrift van 7 juni 2016 ingenomen standpunt ziet de beroepscommissie echter aanleiding om
het beroep om proceseconomische redenen en met voorbijgaan van de bezwaarprocedure te beoordelen.

4.2. De gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Leeuwarden van 28 april 2016 en de door de directeur toegezonden nadere reactie komt naar voren dat klager werd bedreigd door medegedetineerden in de p.i. Leeuwarden. Uit een mailbericht van
28
april 2016 van de coördinator van het GRIP komt naar voren dat de dreiging niet kan worden bevestigd noch ontkracht. Kennelijk ging het bij het melden van de dreiging om signalen vanuit de inrichting zelf. De directeur kon deze signalen aanvankelijk
niet nader concretiseren, maar nam deze om een aantal redenen zeer serieus. In het selectieadvies wordt een verband gelegd tussen het gevaar van liquidatie van klager en zijn plaatsing op de GVM-lijst.

In een memo van de directeur van 22 augustus 2016 wordt deze dreiging
concreet gemaakt door het vermelden van een anonieme brief, die na klagers overplaatsing is aangetroffen en waarin wordt medegedeeld dat klager binnen enkele weken zal worden geliquideerd. De beroepscommissie heeft er nota van genomen dat de gemelde
dreiging meer onderbouwd is na kennisneming van de na de overplaatsing aangetroffen brief. Gelet op de aard van deze dreiging, heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie evenwel, gezien de thans beschikbare informatie, kunnen oordelen
dat klagers veiligheid in de p.i. Leeuwarden niet langer kon worden gegarandeerd. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 22 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven