Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1815/TB, 12 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1815/TB

betreft: [klager] datum: 12 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 mei 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 augustus 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 30 juni 2015 geplaatst in FPC De Rooyse Wissel.
Op 9 mei 2016 heeft klager verzocht om overplaatsing naar een andere inrichting.
De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij beslissing van 24 mei 2016 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In zijn beroepschrift verzoekt klager de beroepscommissie ter zitting zijn zus en een vriend te horen.
In de Rooyse Wissel is klagers behandeling gestagneerd. Hij voelt zich al langere tijd niet veilig op de afdeling. Er hebben zich meerdere incidenten voorgedaan. De samenwerking met het personeel is (verder) verslechterd nadat aan klagers moeder de
toegang tot de inrichting is geweigerd. Klager heeft het afgelopen jaar vaak beklag ingediend, hetgeen tekenend is voor de verhoudingen tussen klager en het personeel. Volgens klager is sprake van een vertrouwensbreuk. Tot op heden is geen enkele stap
gezet richting resocialisatie. De inrichting geeft aan dat klagers problematiek inmiddels in kaart is gebracht en klager op de wachtlijst staat voor plaatsing op een andere afdeling. Dit zegt klager niet zoveel, omdat er feitelijk nog niets is gebeurd
en klager al drie maanden op de wachtlijst staat. Hij moet nog maar bezien of de interne overplaatsing, zoals de Staatssecretaris stelt, op korte termijn zal plaatsvinden. Klager heeft ook geen dagbesteding. Gelet hierop kan niet gesteld worden dat
externe overplaatsing daadwerkelijk vertraging zal geven. Niet bekend is immers wanneer het resocialisatietraject binnen de Rooyse Wissel daadwerkelijk zal aanvangen. Bovendien is klager van mening dat dient te worden beoordeeld of zijn
overplaatsingsverzoek destijds in redelijkheid kon worden afgewezen.
Voor zover namens de Staatssecretaris wordt aangevoerd dat het ‘niet slecht’ gaat met klager, merkt klager op dat hij wil dat het goed met hem gaat. Hij is een jaar lang psychisch geterroriseerd. Als klager in de De Rooyse Wissel moet blijven, zal van
behandeling en resocialisatie niets terechtkomen. Iedere dag in De Rooyse Wissel vormt een aanslag op zijn welzijn. Van de tien medewerkers zijn er negen waarmee klager niet door één deur kan. Ook veel andere patiënten willen overgeplaatst worden. De
afgelopen maand hebben twee patiënten een zelfmoordpoging gedaan. Ook is er veel verloop bij het personeel.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht.
De inrichting ondersteunt klagers overplaatsingsverzoek niet en is van mening dat een externe overplaatsing zal zorgen voor een vertraging in het gehele traject, hetgeen zeer onwenselijk is nu sprake is van een gemaximeerde tbs-maatregel en dus een
beperkte behandelduur van maximaal vier jaar. Klager verbleef op een afdeling die erg hectisch voor hem was. Inmiddels staat hij op een wachtlijst voor plaatsing op een afdeling die beter bij zijn problematiek past. Hij zal hier uiterlijk de eerste
week
van september 2016 worden geplaatst. In afwachting hiervan is hij op een afdeling geplaatst die meer structuur en rust biedt. Volgens de inrichting gaat het redelijk met klager. Een machtiging voor begeleid verlof is afgegeven. Bij overplaatsing naar
een andere inrichting zal opnieuw een behandelrelatie met het personeel moeten worden opgebouwd en zal opnieuw een verlofmachtiging aangevraagd moeten worden, hetgeen tot vertraging zal leiden. Klager volgt wisselend zijn dagprogramma, omdat hij hoopt
dat hij op die manier sneller overgeplaatst wordt. Het incident waarbij klagers moeder de toegang tot de inrichting is geweigerd, betrof een eenmalig incident. De Staatssecretaris is van mening dat geen aanleiding bestaat voor overplaatsing van klager
naar een andere inrichting. Bovendien is de Staatssecretaris, anders dan klager, van mening dat de informatie die ziet op klagers huidige situatie dient te worden meegewogen in de beoordeling.

4. De beoordeling
Voor zover klager – schriftelijk – de beroepscommissie heeft verzocht zijn zus en een vriend te horen, overweegt de beroepscommissie dat klager zijn verzoek niet heeft onderbouwd en ter zitting zijn verzoek niet heeft herhaald. De beroepscommissie acht
zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Klagers verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit de inlichtingen van de behandelcoördinator van klager komt naar voren dat overplaatsing naar een andere inrichting niet passend wordt geacht binnen klagers traject. De problematiek is inmiddels in kaart gebracht en besloten is een eerste stap te
zetten in het resocialisatietraject middels het aanvragen van een begeleid verlofkader. De inrichting is van mening dat dit traject voortvarend moet worden ingezet, omdat sprake is van een gemaximeerde tbs. Klager staat op een wachtlijst voor plaatsing
op een afdeling die beter aansluit bij zijn problematiek. In de tussentijd zal klager op een afdeling verblijven waar sprake is van een grotere mate van rust en structuur, omdat ook de inrichting inziet dat de afdeling waar klager eerder verbleef veel
spanning en onrust bij klager oproept. De inrichting is van mening dat een externe overplaatsing zal zorgen voor een vertraging in het hele traject, hetgeen zeer onwenselijk is nu sprake is van een gemaximeerde tbs en beperkte behandelduur.

Uit de stukken blijkt dat de aan klager opgelegde tbs-maatregel uiterlijk op 28 april 2019 zal eindigen, indien de rechter zijn tbs verlengt met twee jaar en zich verder geen onregelmatigheden voordoen. Klager verblijft sinds 30 juni 2015 in FPC De
Rooyse Wissel. Hoewel sprake was van een moeizame start, stelt de beroepscommissie vast dat inmiddels stappen zijn gezet in het resocialisatietraject. Klagers problematiek is in kaart gebracht. Toegezegd is dat klager op zeer korte termijn (begin
september 2016) wordt geplaatst op een afdeling die beter aansluit bij zijn problematiek. Klager verblijft – in afwachting hiervan – op een afdeling die hem meer rust en structuur biedt. De aanvraag voor een machtiging voor begeleid verlof is
inmiddels
goedgekeurd. De beroepscommissie acht, evenals de Staatssecretaris en de inrichting, aannemelijk dat overplaatsing van klager naar een andere inrichting – waar een nieuwe behandelrelatie zal moeten worden opgebouwd – zal leiden tot een vertraging in
klagers traject, hetgeen gezien de gemaximeerde duur van de opgelegde tbs-maatregel zeer onwenselijk is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende gebleken dat een overplaatsing in klagers belang is. Gelet op het voorgaande is de
beroepscommissie dan ook van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van klagers verzoek niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven