Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1395/TB (tussenbeslissing), 29 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1395/TB (tussenbeslissing)

betreft: [klager] datum: 29 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 april 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 augustus 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Veiligheid en Justitie.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft klager geen gebruik gemaakt van de gelegenheid ter zitting te worden gehoord omdat dit, naar klagers raadsman ter zitting heeft verklaard, bij klager te veel spanning teweegbrengt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening, met
vaststelling van een hoog individueel beveiligingsniveau.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 6 november 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 jaar en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is na verblijf in verscheidene
inrichtingen
op 21 maart 2011 geplaatst in een longstayafdeling, tevens een afdeling voor zeer intensieve specialistische zorg (ZISZ-afdeling), van de Pompestichting te Vught.
Op 28 april 2015 heeft de Pompestichting geadviseerd tot voortzetting van klagers longstaystatus en klagers verblijf op die afdeling.
In de rapporten van psychiater G. en psycholoog Van K. van 26 augustus 2016 is eveneens geadviseerd tot voortzetting van klagers longstaystatus. Van K. heeft tevens aanbevolen de interactie tussen klager en het personeel nauwkeurig te volgen en
eventuele mogelijkheden voor periodieke overplaatsingen naar een alternatieve, hoog beveiligde omgeving te onderzoeken en deze met klager te bespreken.
In de reactie daarop heeft de Pompestichting op 30 oktober 2015 bericht geen andere mogelijkheden te zien dan voortzetting van klagers longstaystatus en zijn verblijf op de ZISZ-afdeling.
De Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) heeft op 8 april 2016 geconcludeerd dat een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is, dat op dat moment geen doorstroommogelijkheid naar de GGZ werd gezien, en daarom
werd
geadviseerd tot voortzetting van klagers longstaystatus.
De Staatssecretaris heeft vervolgens op 20 april 2016 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht:
Klager vindt dat hij ter observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) moet worden opgenomen, zoals klager dat eerder heeft verwoord ter zitting van de beroepscommissie op 11 januari 2016, waarbij klagers beroep 15/3633/TA is behandeld tegen de
ongegrondverklaring van zijn klacht over de verlenging van zijn almaar voortdurende afzondering. Klager leeft al vijf jaar lang afgezonderd in een kooi en bevindt zich in een uitzichtloze situatie. Klager is er erg mee bezig en wil niet eeuwig op een
longstayafdeling verblijven. Hij heeft zich daarom ingeschreven als woningzoekende in Alkmaar.
In het PBC moet worden onderzocht of klager een behandeling volgens ‘state of the art’ krijgt en of er andere mogelijkheden zijn. Daarbij dient ook aandacht te worden besteed aan de vele medicatie die klager in de inrichting krijgt voorgeschreven en in
hoeverre dat medicijngebruik van invloed is op klagers opstelling. De inrichting zou naar de mogelijkheid van een PBC-plaatsing kijken, maar zou daar de noodzaak niet meer van inzien.
De LAP is niet ingegaan op het voorstel van klagers raadsman klager in het PBC te laten plaatsen voor observatie. De onderhavige procedure biedt de laatste kans het door klager wenselijk geachte onderzoek in het PBC te laten uitvoeren.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht:
Gelet op de ten aanzien van klager uitgebrachte adviezen is de beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught gerechtvaardigd. Bij klager is sprake van complexe, ernstige pathologie. De
inrichting probeert tevergeefs tot samenwerking met klager te komen en hem meer vrijheden te verlenen. Klager wil echter niet meewerken aan de behandeling van de inrichting waarbij via een stappenplan tot meer vrijheden kan worden gekomen. Klagers
toestandsbeeld laat weinig vooruitgang toe. Het is heel lastig op dit moment verder te komen met klager. Daarom zit hij ook in een longstayvoorziening. Klager wil meer vrijheid, maar moet daartoe zelf stappen zetten, wat hij niet doet. Plaatsing ter
observatie in het PBC teneinde mogelijkheden van behandeling te onderzoeken, is daarom geen optie. Voor zover bekend, heeft geen gesprek met de inrichting plaatsgevonden over een time-outplaatsing als eventuele mogelijkheid om uit de impasse met klager
te geraken.

4. De beoordeling
De Pompestichting, de rapporteurs - psychiater G. en psycholoog Van K. - en de LAP zijn het erover eens dat voortzetting van klagers verblijf op een longstayafdeling met een hoog beveiligingsniveau voor klager geïndiceerd is. Gelet op het ingrijpende
karakter van de beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening en het feit dat gedurende klagers verblijf in de longstayvoorziening - thans nog steeds op de ZISZ-afdeling - sprake is van een lang bestaande en volstrekt
uitzichtloze behandelimpasse, bestaat groot belang bij beantwoording van de vraag of - in het licht van klagers pathologie - en, zo ja, welke behandeling van klager binnen de longstay mogelijk zou kunnen zijn om hem en de inrichting uit die
behandelimpasse te laten komen, opdat eventueel op langere termijn uitzicht op plaatsing buiten de longstayvoorziening zou kunnen ontstaan. Om die reden ziet de beroepscommissie aanleiding de behandeling van het onderhavige beroep aan te houden
teneinde
klager multidisciplinair te laten onderzoeken in het PBC.

De beroepscommissie zal derhalve de Staatssecretaris verzoeken klager in het PBC te laten onderzoeken, in het bijzonder ten aanzien van eventuele mogelijkheden voor behandeling van klager binnen een longstayvoorziening in het licht van zijn
pathologie.

5. De tussenbeslissing
De beroepscommissie verzoekt de Staatssecretaris klager zo spoedig mogelijk in het PBC te laten onderzoeken, in het bijzonder met betrekking tot de mogelijkheden van behandeling van klager binnen de longstay in het licht van zijn pathologie, en het
PBC-rapport met een reactie daarop aan de beroepscommissie te doen toekomen.
De beroepscommissie houdt de beslissing op het beroep aan tot een nader te bepalen datum in afwachting van het rapport van het PBC en de reactie daarop van de Staatssecretaris.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven