Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1951/GB, 12 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1951/GB

Betreft: [Klager] datum: 12 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Koster, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juni 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een gestapeld detentietraject afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 september 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. en aansluitend deelname aan een p.p. in het kader van een gestapeld detentietraject is afgewezen, nu hij niet over een aanvaardbaar verlofadres zou
beschikken. Deze conclusie is gebaseerd op de aard en ernst van het delict waarvoor klager is veroordeeld – mensenhandel en witwassen – en het feit dat de vriendin van klager, die bereid is hem huisvesting te bieden, een alleenwonende vrouw is. Zij zou
niet op de hoogte zijn van de aard van de feiten waarvoor klager is veroordeeld. Bovendien zou zij financieel van hem afhankelijk worden, daar haar uitkering zal worden gekort, wanneer klager zich op haar adres inschrijft en zelf een uitkering
aanvraagt. De reclassering acht de woning van voornoemde vriendin als zodanig geschikt, maar niet wenselijk als verlofadres. De reclassering heeft derhalve negatief geadviseerd zonder dat overleg heeft plaatsgevonden tussen de rapporteur en klagers
vriendin. Namens klager wordt gesteld dat zijn vriendin op de hoogte is van de aard van het door klager gepleegde delict en dat zij thans nog steeds bereid is huisvesting te bieden. Van financiële afhankelijkheid is geen sprake, nu klager zal gaan
delen
in de vaste lasten met het inkomen dat hij uit zijn uitkering genereert. Hij is daarenboven erg gemotiveerd te gaan deelnemen aan het arbeidsproces en op deze wijze zelf inkomen te genereren. Dit blijkt uit (onder meer) klagers positieve gedrag
gedurende zijn detentie. Klager heeft zich gedurende de gehele detentieperiode voorbeeldig gedragen en toont grote inzet ten aanzien van een delictvrije toekomst. Klagers zoon zou bovendien eveneens bij klagers vriendin kunnen inwonen, zodat klager
weer
voor zijn zoon kan gaan zorgen. Dit speelt een belangrijke rol in zijn resocialisatieproces. Daarnaast kan de angst voor recidive worden weggenomen door het uitoefenen van controle op de aan het p.p. gestelde voorwaarden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De Advocaat-Generaal van het ressortparket Amsterdam, de reclassering, de politie en de directeur van de p.i. Nieuwegein adviseren negatief ten aanzien van
klagers verzoek. Uit deze adviezen komt naar voren dat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt. In artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) zijn de criteria voor plaatsing in een
z.b.b.i. benoemd. De selectiefunctionaris meent dat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt, hetgeen ingevolge artikel 2 van de Regeling een vereiste voor plaatsing in een z.b.b.i. is. De selectiefunctionaris stelt zich op het standpunt
dat het verblijfadres - gelet op de aard en achtergrond van het gepleegde delict – het recidiverisico verhoogt. Klager is veroordeeld voor het uitbuiten van vier vrouwen gedurende een lange periode. Het stellen van bijzondere voorwaarden acht de
selectiefunctionaris onvoldoende om voornoemd risico aanvaardbaar te maken. De vriendin van klager is een alleenstaande vrouw die kampt met gezondheidsproblemen en leeft van een bijstandsuitkering. Wanneer klager bij haar intrekt, heeft dit financiële
gevolgen voor haar uitkering, waardoor zij in een afhankelijke positie komt te verkeren ten aanzien van klager. De selectiefunctionaris acht deze situatie onwenselijk.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. en aansluitend deelname aan een p.p. in het kader van een gestapeld traject zijn de volgende adviezen uitgebracht. De Advocaat-Generaal van het Ressortparket Amsterdam adviseert
negatief, gelet op het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. De reclassering adviseert negatief vanwege bezwaren tegen het als verlofadres opgegeven adres. Ook vanuit de politie bestaan
bezwaren tegen klagers verblijf op het opgegeven verlofadres. De vrijhedencommissie van de p.i. Nieuwegein adviseert – ondanks het rustige verloop van klagers detentie en zijn inzet voor een delictvrije toekomst door het volgen van
re-integratieactiviteiten – negatief, gelet op de ernst van de delicten, het recidiverisico en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres.

4. De beoordeling
4.1. In een z.b.b.i. kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste
de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde
gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden, en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uit de stukken komt het volgende naar voren. Klager heeft te kennen gegeven dat hij zijn verlof bij zijn vriendin wil doorbrengen. Zij is alleenwonend en afhankelijk van een bijstandsuitkering, nu zij wegens gezondheidsproblemen niet meer in
staat is te werken. Klager is veroordeeld voor het uitbuiten van vier vrouwen, van wie hij met één een relatie had. Hij zou deze vrouwen in de prostitutie gedwongen hebben en hen het geld dat dit opbracht afhandig hebben gemaakt. Hij ontkent het delict
en neemt hiervoor geen verantwoordelijkheid. Uit de verdiepingsdiagnostiek, opgenomen in het reclasseringsrapport, komt naar voren dat ten aanzien van klager sprake is van ernstig sociaal-maatschappelijk disfunctioneren. De reclassering acht problemen
aanwezig op verschillende leefgebieden, waaronder op het gebied van financiën en huisvesting, en klagers justitieel verleden. Gelet op deze problemen acht de reclassering recidive niet uitgesloten. Het voorgaande en de negatieve adviezen van de
reclassering, het OM, de politie en de vrijhedencommissie van de p.i. Nieuwegein in aanmerking nemende, oordeelt de beroepscommissie dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres
beschikt. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan om die reden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 12 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven