Nummer: 16/2804/GB
Betreft: [Klager] datum: 29 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.B. Boone, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 12 oktober 2016 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is op 11 juli 2016 opgeroepen zich op 12 augustus 2016 te melden in de p.i. Achterhoek voor het ondergaan van 231 dagen gevangenisstraf. Op 15 juli 2016 heeft hij hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 19 juli 2016 ongegrond is verklaard.
Hiertegen heeft klager beroep ingesteld. Verwezen wordt naar RSJ 8 augustus 2016, 16/2565/GB. Op 27 juli 2016 is aan klager alsnog uitstel van zijn melddatum verleend, zodat klager bij uitspraak van 8 augustus 2016 niet-ontvankelijk in zijn beroep is
verklaard. Hij is thans op 27 juli 2016 opgeroepen zich op 12 oktober 2016 te melden in de p.i. Achterhoek voor het ondergaan van de hiervoor genoemde gevangenisstraf. Op 2 augustus 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 9
augustus 2016 ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers vonnis is met de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden op 29 maart 2016 onherroepelijk geworden. Hij diende vanaf deze datum drie maanden te wachten, voordat hij een gratieverzoek
kon indienen. De wachttijd eindigde derhalve op 29 juni 2016. Op 11 juli 2016 is klager opgeroepen zich op 12 augustus 2016 te melden in de p.i. Achterhoek. Op 27 juli 2016 is klagers verzoek tot uitstel van de melddatum (alsnog) gehonoreerd en
vastgesteld op 12 oktober 2016. Gelet op de korte tijd die is verstreken tussen het einde van de wachttijd en de oproep zich te melden, meent klager dat aan het door hem op 18 juli 2016 ingediende gratieverzoek schorsende werking moet worden toegekend.
Zelfs als geen sprake kan zijn van schorsende werking, meent klager dat hem nader uitstel moet worden verleend, totdat een beslissing is genomen op zijn gratieverzoek.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Een verzoek tot uitstel kan om verschillende redenen worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Slechts in
uitzonderlijke omstandigheden wordt derhalve uitstel verleend. Klager heeft op 18 juli 2016 een gratieverzoek ingediend. De selectiefunctionaris heeft vervolgens op 9 augustus 2016 en op 16 augustus 2016 contact opgenomen met de afdeling Gratie van de
Dienst Justis. Hem is meegedeeld dat het door klager ingediende gratieverzoek geen opschortende werking heeft. De selectiefunctionaris meent bovendien dat uitstel voor klager geen uitkomst biedt, daar – gelet op de duur van de gevangenisstraf van 231
dagen – de detentie zonder meer gevolgen zal hebben voor klagers dienstverband. Daarnaast heeft klager ruimschoots de gelegenheid gehad maatregelen en voorzieningen te treffen om de consequenties van zijn aanstaande detentie op te vangen, nu hij
hiervan
sinds 29 maart 2016 op de hoogte is.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Achterhoek is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De beroepscommissie stelt voorop dat een na aanvang van de detentieperiode ingediend gratieverzoek geen opschortende werking heeft, althans niet van rechtswege. Klager is aanvankelijk op 11 juli 2016 opgeroepen zich op 12 augustus 2016 te
melden
in de p.i. Achterhoek. Hiermee is de executie aangevangen. Het gratieverzoek van 18 juli 2016 is derhalve ingediend na aanvang van de executie. Gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 1, eerste
lid en artikel 2, aanhef en onder a, sub 1, van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen, heeft het door klager ingediende gratieverzoek dan ook geen opschortende werking. Dat klager op 27 juli 2016 een nieuwe oproep tot melden
heeft ontvangen, doet hieraan niet af. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die thans uitstel van klagers melddatum zouden kunnen rechtvaardigen. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat klager sinds 29 maart 2016 van zijn aankomende
detentie op de hoogte is en derhalve voldoende gelegenheid heeft gehad hierop te anticiperen.
Gelet op het vorenoverwogene kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 29 augustus 2016.
secretaris voorzitter