Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1737/GA, 25 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1737/GA

betreft: [klager] datum: 25 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Groot Alphen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. B.G.M.C. Peters om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft klagers terugplaatsing naar het basisprogramma (degradatie).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beslissing tot terugplaatsing is ingevolge artikel 1d, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de
Regeling) een beslissing van de directeur waartegen beklag openstaat. Dat deze beslissing is gebaseerd op een op grond van de wet voorgeschreven terugplaatsing doet hier niet aan af. De directeur had, mede gelet op RSJ 28 oktober 2014, 14/1494/GA niet
hoeven beslissen tot degradatie van klager.

De directeur heeft in beroep verzocht klager niet-ontvankelijk in het beroep te verklaren, omdat het beroepschrift niet van gronden is voorzien.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat klager kan worden ontvangen in het beroep, nu klagers raadsman desgevraagd op 3 juli 2016 de gronden voor het beroep heeft ingediend.

Op 5 april 2016 is klager gedegradeerd op grond van artikel 1e, aanhef en onder b. van de Regeling. Hierin is bepaald dat gedetineerden die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven uitgesloten zijn van promotie of
het plusprogramma.

In de Memorie van Toelichting bij de Regeling is ten aanzien van voornoemde wettelijke bepaling vermeld dat tegen de mededeling van de directeur tot terugplaatsing geen beroep openstaat. De beroepscommissie overweegt evenwel dat het aan de rechter is
om
te bepalen of sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw, waartegen beklag kan worden ingesteld. Bovendien heeft de directeur in het onderhavige geval op 5 april 2016 de beslissing genomen om klager te degraderen. Gelet hierop
zal
de beroepscommissie klager alsnog ontvangen in zijn beklag en zal zij de uitspraak van de beklagrechter vernietigen.

Gelet op het bepaalde in artikel 1e, aanhef en onder b. van de Regeling is in casu geen ruimte voor een belangenafweging door de directeur, maar dient slechts te worden beoordeeld of klager wordt vervolgd voor het in detentie plegen dan wel medeplegen
van een misdrijf. Zulks is onweersproken het geval. De beroepscommissie zal het beklag dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 25 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven