nummer: 16/1584/TA
betreft: [klager] datum: 24 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van de beklagcommissie bij FPC De Oostvaarderskliniek van 2 mei 2016, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Het hoofd van de inrichting is niet ter zitting verschenen. Het beroep is schriftelijk toegelicht.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
OV 2015/163:
a. een rode kaart van 15 juni 2015 - 3 juli 2015
OV 2015/176, 177, 178:
b. plaatsing van klager op afdeling Rozenbeek op 3 juli 2015
c. een maatregel van afdelingsarrest van 3 juli 2015 - 6 juli 2015
d. een rode kaart van 6 juli 2015 - 9 juli 2015
e. een maatregel van afdelingsarrest van 9 juli 2015 -13 juli 2015
OV 2015/ 200, 201:
f. een rode kaart van 5 augustus 2015 - 12 augustus 2015.
De beklagcommissie heeft het beklag onder a., b., c., d., en e. ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder f., op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
a. Het is niet aan klager te wijten dat de klacht pas op 1 juli 2015 door de beklagcommissie is ontvangen. Voorts staat er een verkeerde datum op de schriftelijke mededeling. Klager klaagt niet over de oplegging van de maatregel, maar het voortduren
ervan. Het hoofd behandeling heeft tegen klager gezegd dat het een signaal was naar buiten. Hierdoor voelt de maatregel voor klager als een straf. De inrichting maakt ook niet duidelijk waarom de maatregel noodzakelijk was in het kader van de
handhaving
van de orde en de veiligheid. De drugs waren immers al in beslag genomen en klager had al bekend. Het was voor klager de eerste keer.
b. Klagers rechten zijn door de overplaatsing aanzienlijk beperkt aangezien hij niet met verlof kan vanaf afdeling Rozenbeek. Klager zou ontregelend werken op de afdeling, maar werd toch pas na drie weken op afdeling Rozenbeek geplaatst. Ook zou de
plaatsing op Rozenbeek noodzakelijk zijn in verband met klagers dreigende houding. Klager kan dit niet plaatsen.
c. Uit de schriftelijke mededeling blijkt niet dat klager is gehoord. Ook is geen tijdstip van uitreiking van de mededeling vermeld. Voorts is klager van mening dat de maatregel ten onrechte is opgelegd. Klager verbleef voor oplegging van de maatregel
op een reguliere afdeling met een rode kaart. In de drie weken voor plaatsing op afdeling Rozenbeek hebben geen incidenten plaatsgevonden.
d. De maatregel is volgens klager ten onrechte opgelegd. De maatregel is opgelegd, terwijl geen sprake was van nieuwe incidenten.
e. De maatregel is opgevolgd door een rode en vervolgens een oranje kaart tot 22 juli 2016. Klager is dan ook van mening dat hij ontvankelijk is in zijn beklag. Klager heeft direct ontkend iets met de gevonden drugs te maken te hebben. De drugs zijn
aangetroffen op een andere afdeling. Hoe kon klager iets met de drugs te maken hebben nu hij enkel onder begeleiding de afdeling mocht verlaten? Ook wordt weer gesproken over een dreigende houding. Klager heeft geen idee waar dit vandaan komt, want hij
had geen dreigende houding. Na vier dagen is de maatregel opgeheven omdat de inrichting zich dit ook realiseerde.
f. De beklagcommissie bracht naar voren dat de inrichting maatregelen vaak na zes dagen opheft. Klagers raadsvrouw heeft dit ook vaak meegemaakt.
Nu namens het hoofd van de inrichting niemand zal verschijnen is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht.
a. De rode kaart volgde op een afdelingsarrest dat was opgelegd na het aantreffen van een grote hoeveelheid drugs, waarvan aangifte is gedaan bij de politie. De rode kaart is opgelegd, omdat nog onvoldoende helder was of zonder rode kaart direct nieuwe
handel zou plaatsvinden. De rode kaart heeft geduurd tot 3 juli 2015, omdat klager op die dag is overgeplaatst naar afdeling Rozenbeek. Het feit dat klager had bekend doet niet af aan het strafbare feit, waarbij wordt opgemerkt dat klager onbetrouwbaar
is en frequent in drugs gehandeld heeft. Het klopt niet dat de inrichting een signaal wilde afgeven door de rode kaart extra lang te laten duren. Maatregelen worden opgeheven zodra de situatie dat toelaat. De vermelding van een verkeerde datum in de
schriftelijke mededeling is een verschrijving en kan niet leiden tot gegrondverklaring.
b. Afdeling Rozenbeek is een interne afdeling waar een gestructureerd milieu geldt. Hier worden patiënten geplaatst die intensieve begeleiding nodig hebben. Het is echter geen afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32 Bvt. Overplaatsing
van klager naar afdeling Rozenbeek was nodig, omdat klager bezig was met een traject richting de pre-resocialisatie afdeling Kievit 2. Tijdens dit traject begon klager in drugs te handelen, zodat een pas op de plaats noodzakelijk was. Klager dient
alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.
c. en d. Na de plaatsing op Rozenbeek is een afdelingsarrest opgelegd om klagers gedrag te monitoren. Vanaf 6 juli 2015 zijn klagers vrijheden verruimd tot een rode kaart.
e. Op 9 juli 2015 was het noodzakelijk aan klager een afdelingsarrest op te leggen, omdat bij een medepatiënt harddrugs werden gevonden. Klager werd genoemd als handelaar van deze drugs. Ook werd de maatregel opgelegd vanwege klagers dreigende houding
in een gesprek over de aangetroffen drugs. De gevonden drugs en klagers reactie maakten de situatie onveilig. Op 13 juli 2015 werden klagers vrijheden ruimer middels een rode kaart, omdat bleek dat klager niet de verstrekker van de harddrugs was. Ook
was klagers dreigende houding verbleekt.
f. De inrichting bestrijdt nadrukkelijk dat maatregelen expres worden opgeheven om te voorkomen dat deze beklagwaardig worden. Maatregelen worden opgelegd en opgeheven op grond van het gedrag en de risico’s die hiermee gepaard gaan.
3. De beoordeling
a.
Uit de stukken volgt dat op 12 juni 2015 in de kamer van een medepatiënt van klager een doosje met 9,3 gram hasj is aangetroffen. Klager bekende dat de drugs van hem waren. Naar aanleiding hiervan is van 12 juni 2015 tot 15 juni 2015 aan klager een
maatregel van afdelingsarrest opgelegd, welke maatregel op 15 juni 2015 is opgevolgd door een rode kaart. Deze rode kaart heeft voortgeduurd tot 3 juli 2015. In beroep is niet de oplegging van de rode kaart, maar de duur daarvan aan de orde. De
beroepscommissie is van oordeel dat het voortduren van de rode kaart tot 3 juli 2015 niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij is aanmerking genomen de grote hoeveelheid drugs die is aangetroffen. De beroepscommissie acht het niet
onredelijk dat het hoofd van de inrichting klagers gedrag daarna wilde monitoren. Het beroep ten aanzien van a. zal ongegrond worden verklaard.
b.
Klager is intern overgeplaatst naar afdeling Rozenbeek. Deze afdeling is niet aangewezen als afdeling voor intensieve zorg in de zin van artikel 32 Bvt. Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen (RSJ 3 februari 2015, 14/3978/TA en 14/4031/TA) is
een klacht tegen overplaatsing naar een andere afdeling ontvankelijk als die overplaatsing meebrengt dat sprake is van het niet betrachten van een in de wet neergelegde zorgplicht. Daarvan is hier geen sprake. Klagers stelling dat hij minder vrijheden
heeft op afdeling Rozenbeek, maakt dat niet anders. De beroepscommissie zal op dit punt de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
c., d. en e.
Op grond van artikel 57, eerste lid, Bvt staat tegen een beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 Bvt beklag open nadat deze een week – waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten beschouwing blijft – heeft
geduurd.
De beroepscommissie stelt vast dat in FPC De Oostvaarderskliniek een rode kaart betekent dat de verpleegde alleen onder begeleiding de afdeling mag verlaten. In de schriftelijke mededeling van de beslissing als vermeld onder d. wordt verwezen naar
artikel 33 van de Bvt. Gelet hierop is de rode kaart een vorm van afdelingsarrest is, die zich alleen daarin van het ‘formele’ afdelingsarrest onderscheidt dat verpleegden onder begeleiding de afdeling mogen verlaten. Hoewel de grondslagen van het
afdelingsarrest onder c. en de rode kaart onder d. hetzelfde zijn, stelt de beroepscommissie vast dat het afdelingsarrest – ook indien de duur van c. en d. bij elkaar worden opgeteld – geen week heeft geduurd.
Voorts stelt de beroepscommissie vast dat het afdelingsarrest onder e. evenmin een week heeft geduurd. Hoewel het afdelingsarrest onder e. weliswaar aansluitend aan c. en d. is opgelegd, berust de maatregel op een andere grondslag. Derhalve kan de duur
van deze maatregelen voor de bepaling van de ontvankelijkheid op grond van artikel 57 Bvt niet bij elkaar worden opgeteld. De omstandigheid dat volgens klager aansluitend aan de maatregel onder e. een rode en een oranje kaart is opgelegd, doet daar
niet
aan af nu genoemde maatregelen niet in beroep aan de orde zijn en derhalve niet kan worden getoetst of de grondslagen daarvan identiek zijn. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie dan ook in zoverre
vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag onder c., d. en e.
f.
Nu de maatregel onder f. evenmin een week heeft geduurd, heeft de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie verklaart het beroep in zoverre dan ook ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen het beklag onder a. en f. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag als vermeld onder b., c., d. en e. en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 24 augustus 2016
secretaris voorzitter