nummer: 16/1428/TB
betreft: [klager] datum: 24 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Nieuwenhuis, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 21 april 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D. Nieuwenhuis, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van
het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, bij voorkeur naar FPC Oostvaarderskliniek, afgewezen.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 27 maart 2006 geplaatst in FPC De Kijvelanden. Op 8 september 2016 is klager in FPC Dr. S. van Mesdag
geplaatst. Bij brief van 19 maart 2016 heeft klager verzocht om overplaatsing.
De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij beslissing van 21 april 2016 afgewezen.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager betwist dat het een kenmerk is van zijn psychopathologie dat hij ontevreden is over zijn behandeling. Hij is ontevreden omdat hij al zeven jaar in de inrichting
verblijft en zijn situatie niet is verbeterd, maar juist verslechterd. Hierdoor heeft hij een gevoel van uitzichtloosheid, hetgeen zijn ontvankelijkheid voor behandeling niet vergroot en waardoor hij in een vicieuze cirkel terecht is gekomen. Dit
blijkt
ook uit het feit dat hij vanaf een reguliere afdeling op een crisisunit terecht is gekomen.
Nu hij al zeven jaar op een dood spoor zit en sprake is van een behandelimpasse, vreest klager dat er feitelijk nooit een eind aan de tbs-maatregel zal komen. Klager is van mening dat overplaatsing naar een andere inrichting wel soelaas kan bieden. Een
nieuwe omgeving met nieuwe behandelaars zal een positief effect hebben op zijn psychische toestand en zijn ontvankelijkheid voor behandeling ten goede komen.
Het incident waar door de Staatssecretaris naar wordt verwezen, vloeit voort uit klagers frustratie over de stagnatie van zijn behandeling, de achteruitgang van zijn welzijn en de interne overplaatsing naar de zeer intensieve en specialistische
zorgafdeling (ZISZ). Het gijzelingsincident stamt alweer uit 2007. Nadien hebben nog enkele incidenten plaatsgevonden, maar het gaat de goede kant op met klager. Het is echter niet verwonderlijk dat klager af en toe frustraties ervaart.
Het argument dat FPC Oostvaarderskliniek onvoldoende toegerust zou zijn klager te verplegen, snijdt volgens klager geen hout nu hij in geval van overplaatsing minder frustratie en ook minder agressie zal kennen. Klager heeft inmiddels op de ZISZ wat
meer vrijheden gekregen. Hij mag meer uit zijn kamer en heeft meer contact met medepatiënten. Kennelijk is sprake van een afname van het risico. Een belangrijk argument tegen de overplaatsing is daarmee vervallen. Het is tijd dat er schot in de zaak
komt. Een verandering van omgeving kan inspirerend werken. Als een interne overplaatsing een positieve uitwerking zou kunnen hebben dan is dat bij een externe overplaatsing zeker het geval.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht.
De inrichting acht een overplaatsing niet geïndiceerd. Uit de reactie van de inrichting op het overplaatsingsverzoek van 30 maart 2016 blijkt dat de behandeling van klager zowel in de vorige als in de huidige inrichting moeizaam is verlopen en
verloopt.
Dit hangt volgens de inrichting samen met klagers complexe psychopathologie. Kenmerkend voor de behandeling is dat na verloop van tijd een dynamiek ontstaat waarbij klager veel frustraties en onvrede ervaart, die hij voor het grootste deel toeschrijft
aan zijn omgeving die onvoldoende oog zou hebben voor zijn behoeften. Dat heeft tot gevolg dat hij zich toenemend dwingend, eisend en agressief opstelt. Dit heeft in februari 2016 geleid tot plaatsing op de interne crisisunit. Besloten is klager in te
stellen op andere medicatie en hem op de ZISZ te plaatsen. Op die unit heeft klager een incident veroorzaakt door een karretje tegen het kantoor en in de richting van een medewerker te gooien. De inrichting verwacht niet dat overplaatsing tot betere
behandelresultaten zal leiden. De inschatting is dat ook in een andere inrichting na verloop van tijd eenzelfde dynamiek zal ontstaan.
Gestreefd wordt naar stabilisering van klagers toestandsbeeld en herstel van het contact met het behandelteam waarbij verandering van klagers medicatie belangrijk is. Geconstateerd is dat klager actiever en beter wordt in het contact met het
behandelteam. Hij heeft aangegeven mee te willen werken aan de voorwaarden om zijn huidige beperkingen op te heffen en zich te willen inzetten voor het hervatten van zijn behandeltraject. Op basis daarvan is begonnen met het afbouwen van de beveiliging
bij verzorgingsmomenten.
Uit recent contact met de inrichting is volgens de Staatssecretaris gebleken dat het beter gaat met klager. De beveiligingsmaatregelen worden steeds meer afgebouwd en de inrichting wil het behandeltraject hervatten. Klager krijgt dwangmedicatie
toegediend en dit accepteert hij. Zijn dagprogramma wordt opgebouwd. Klager zet zich goed in. Het doel van de inrichting is klager nog verder te stabiliseren. De Staatssecretaris ziet geen reden voor overplaatsing van klager naar een andere inrichting,
aangezien dit het behandeltraject in gevaar zou kunnen brengen. De Staatssecretaris heeft begrepen dat klager goed contact heeft met zijn moeder en zus. De reisafstand heeft aan dat contact in ieder geval niet in de weg gestaan. Overplaatsing is
volgens
de Staatssecretaris dan ook niet geïndiceerd en niet in het belang van klager.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uit de inlichtingen van de behandelcoördinator van klager komt naar voren dat FPC Dr. S. van Mesdag de tweede inrichting is waar klager wordt behandeld. Klagers behandeling kent zowel in de huidige als in de vorige inrichting een moeizaam verloop,
hetgeen samenhangt met de complexe psychopathologie van klager. Kenmerkend voor de behandeling is dat na verloop van tijd een dynamiek ontstaat waarbij klager veel onvrede en frustraties ervaart, die hij voor het grootste deel toeschrijft aan zijn
omgeving. Het gevolg is dat klager zich in toenemende mate dwingend, eisend, maar ook agressief opstelt. Als gevolg hiervan is klager op 9 februari 2016 op de crisisunit geplaatst. Na een incident op 29 maart 2016 is klager overgeplaatst naar de ZISZ.
De inschatting van de inrichting is dat ook in een andere inrichting na verloop van tijd een soortgelijke dynamiek zal ontstaan als in de huidige en de vorige inrichting het geval was. Bovendien wordt het risico op agressie hoog ingeschat en is gezien
de veiligheidsrisico’s verblijf van klager op de ZISZ thans het meest geïndiceerd. FPC Oostvaarderskliniek is volgens de inrichting onvoldoende toegerust om klager te verplegen en te behandelen.
Op grond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot de constatering dat thans sprake is van een herhaling van het behandelverloop in FPC De Kijvelanden. Aannemelijk is dat dit het gevolg is van klagers complexe psychopathologie. Tegen deze
achtergrond bezien kan het standpunt van de Staatssecretaris dat overplaatsing naar een andere inrichting niet geïndiceerd is en evenmin in het belang van klager is, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Voorts acht de beroepscommissie
voldoende aannemelijk dat plaatsing van klager op de ZISZ vooralsnog geïndiceerd is en FPC Oostvaarderskliniek op dit moment derhalve onvoldoende toegerust is klager te verplegen en te behandelen. Bovendien is gebleken dat het in de inrichting
langzaamaan weer beter gaat met klager, klager zich goed inzet en de inrichting van plan is het behandeltraject weer te hervatten. Gelet op het voorgaande kan de beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. Drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 24 augustus 2016
secretaris voorzitter