Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1656/GB, 19 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1656/GB

Betreft: [klager] datum: 19 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.N. Slijters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 augustus 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen. Op 18 maart 2016 is hij geplaatst in de gevangenis (extra zorg voorziening) van de p.i. Groot Alphen, waar een regime van beperkte
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft een aanzienlijk deel van zijn detentie op de lijst gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico gestaan (GVM-lijst), met indicatie ‘hoog’,
waardoor hem een aantal zeer beperkende maatregelen is opgelegd. Door de isolatie als gevolg van deze maatregelen is klager achterdochtig en wantrouwig geworden en is hij volledig geïsoleerd geraakt van zijn familie en vrienden buiten de inrichting. Op
zijn eigen verzoek is klager daarom destijds geselecteerd voor plaatsing in het PPC Scheveningen. Er is ingezet op stabilisatie en dit is gestart met diagnostiek. Die fase was echter nog niet afgerond. Klager is, naar eigen zeggen, van het ene op het
andere moment overgeplaatst naar de p.i. Groot Alphen. Tegen hem is gezegd dat er vermoedens bestonden van drugshandel en bedreiging. Klager betwist dit. Overigens blijkt volgens klager ook niet van enige gegrondheid van deze vermoedens. Dat, zoals de
selectiefunctionaris stelt, de diagnostiek is afgerond en verblijf in het PPC om die reden niet langer is geïndiceerd, blijkt volgens hem niet uit de onderliggende stukken. De diagnostiek is nog gaande. Het ging iets beter met klager, maar er was nog
geen behandeling opgestart. De onverwachte en onterechte plaatsing in de p.i. Alphen aan den Rijn heeft klager weer teruggebracht in zijn oude patroon. Hij verblijft uit eigen keuze in afzondering op zijn eigen cel. Hij heeft met niemand contact en
komt
zijn cel alleen uit als het echt noodzakelijk is. In de p.i. Groot Alphen krijgt hij veel minder psychologische begeleiding en er is geen behandeling, aldus de toelichting van klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De indicatie voor plaatsing in het PPC is opgeheven. Bij aanvang van klagers verblijf in het PPC is ingezet op stabilisatie en vervolgens
diagnostiek. Klager is gestabiliseerd en uit de diagnostiekfase is naar voren gekomen dat klager baat heeft bij een ambulant behandeltraject. Die behandeling is nog niet gestart en kan ook vanuit een reguliere inrichting uitgevoerd worden. Ook kan de
geïndiceerde behandeling onderdeel worden van een detentieplan. Er bestaat dan ook geen noodzaak om klagers verblijf in het PPC Scheveningen voort te zetten.

3.3. De directeur van het PPC Scheveningen heeft op 16 maart 2016 geadviseerd klager met spoed in een normaal beveiligde inrichting te plaatsen in verband met uitlatingen van een medegedetineerde. Deze medegedetineerde zegt door klager met de dood
bedreigd te zijn. Voorts is gemeld dat meerdere medegedetineerden onder druk gezet worden. De directeur is van mening dat deze informatie serieus dient te worden genomen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Groot Alphen is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. In het selectieadvies van de directeur van het PPC Scheveningen van 16 maart 2016 is – onder meer – vermeld dat het van belang wordt geacht dat al vanuit een p.i. wordt gestart met een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. De
ambulante behandeling dient als nazorg na de detentie te worden voortgezet omdat klager juist dan een behandelaar nodig heeft om de realiteit te blijven toetsen en situaties bespreekbaar te houden.

De directeur van het PPC heeft, zo volgt eveneens uit het selectieadvies, verzocht klager met spoed in een normaal beveiligde inrichting te plaatsen gelet op signalen dat klager een medegedetineerde dan wel medegedetineerden bedreigd en onder druk
gezet
zou hebben. Wat er van het voorgaande ook zij, niet gebleken is dat niet langer een indicatie bestaat voor plaatsing van klager in een PPC. Dat de indicatie voor PPC-plaatsing zou zijn opgeheven is niet feitelijk onderbouwd. Gelet op het voorgaande is
de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. Nu de selectiefunctionaris wordt opgedragen een nieuwe beslissing
te nemen, ziet de beroepscommissie vooralsnog geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 augustus 2016

secretaris voorzitter

Naar boven