Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2545/GV, 2 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2545/GV

betreft: [klager] datum: 2 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 juli 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. C.A. Bouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De straf die klager momenteel uitzit loopt af op 22 oktober 2016. In een zaak, waarin de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis is geschorst, eindigt de schorsing op de dag dat klager de
eerder genoemde straf volledig heeft ondergaan. Een schorsingsverzoek aan de rechtbank is ongemotiveerd afgewezen. Het gerechtshof Arnhem heeft geoordeeld dat, nu klagers voorlopige hechtenis in de nieuwe zaak al is geschorst tot 22 oktober 2016,
klager
te vroeg is met zijn verzoek en dat het belang half september 2016 in de openstaande zaak zal gaan spelen. In de openstaande zaak bevinden op één verdachte na alle medeverdachten zich op vrije voeten. De medeverdachte zou ook op vrije voeten zijn als
hij de door de rechtbank vastgestelde borgsom zou hebben betaald. De gronden voor de voorlopige hechtenis golden ook voor de medeverdachten en vormden kennelijk geen reden om niet tot schorsing over te gaan. Het onderzoek in klagers zaak is voltooid.
De
inhoudelijke behandeling zal aanvangen op 10 oktober 2016. Eerst op 1 december 2016 wordt de uitspraak verwacht indien de behandeling van de strafzaak verloopt zoals gepland. In ieder geval zal er niet vóór 1 december 2016 uitspraak worden gedaan. Er
is
geen sprake meer van een onderzoeksbelang en/of collusiegevaar. Er is wel degelijk een einddatum, te weten: 22 oktober 2016. Het staat niet onomstotelijk vast dat klager op 22 oktober 2016 opnieuw zal worden gedetineerd. Ook de beklagcommissie heeft
in
haar beslissingen van 27 juni 2016 en 30 juni 2016 overwogen dat het wel of niet opnieuw voorlopig hechten van klager vanaf 22 oktober 2016 een beslissing zal zijn van de rechtbank. De bestreden beslissing is op dit punt onbegrijpelijk. Schorsing voor
bepaalde tijd in een openstaande zaak mag niet leiden tot het niet geleidelijk kunnen terugkeren in de maatschappij waarvoor verlofverlening bedoeld is. Vluchtgevaar, onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken en herhaaldelijk
plegen
van delicten zijn de gronden om het verzoek af te wijzen. Hiervoor lijkt slechts het advies van het Openbaar Ministerie (OM) te zijn geraadpleegd. In de beslissing van de beklagcommissie is overwogen dat het onttrekken aan detentie inmiddels tien jaar
geleden heeft plaatsgevonden en onvoldoende is onderbouwd om tot een afwijzing van klagers verlof te komen. Het afgeluisterde telefoongesprek is onvoldoende concreet, het oudste kind gaat inmiddels in Nederland naar school en zowel uit het
reclasseringsadvies als uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat sprake is van een stabiele woonsituatie. De beklagcommissie heeft tevens overwogen dat uit een oud reclasseringsrapport blijkt dat klager zich in het algemeen aan de voorwaarden
van
het toezicht heeft gehouden en dat niet is gebleken dat het gedrag van klager in de inrichting heeft meegewogen in de belangenafweging. Onvoldoende is gekeken naar de aard van de delicten, grootschalige oplichting in georganiseerd verband. Tijdens een
verlofperiode van 60 uur is daarvoor geen gevaar voor recidive. In de beslissingen van de beklagcommissie is niets opgemerkt over het positieve advies van de directeur van de p.i.. Ook de reclasseringsrapportage heeft geen deel uitgemaakt van de te
nemen beslissing. De reclasseringsrapportage en het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 april 2015 ten aanzien van een vordering tenuitvoerlegging zijn bijgevoegd. Uit het arrest blijkt dat klager zich heel goed aan afspraken heeft gehouden en
het reclasseringstoezicht goed is verlopen. Het positieve advies van de verlofcommissie kan niet worden verstrekt nu klagers casemanager weigert om dit aan klager te verstrekken omdat deze stukken nimmer zouden worden verstrekt aan gedetineerden. Uit
de
mailwisseling van 13 juli 2016 van een medewerker backoffice van de inrichting en de parketsecretaris blijkt dat recidivegevaar en onbetrouwbaarheid van klager met betrekking tot afspraken niet meer worden genoemd. In de bestreden beslissing wordt
hierover niets opgemerkt. De adviezen van het OM zijn onzorgvuldig tot stand gekomen. Een advies van 22 juni 2016 dat klager heeft ontvangen van zijn casemanager wordt overgelegd. In dit advies wordt overwogen dat negatief wordt geadviseerd omdat er
een
ernstig vermoeden zou bestaan dat verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, drugsmisbruik of een poging tot invoer van contrabande. Klager heeft binnen de inrichting nimmer te maken gehad met alcohol en drugs. Het is opmerkelijk dat dergelijke adviezen
niet zorgvuldig worden opgemaakt.
In het laatste advies van het OM is opgenomen dat als algemeen verlof zou worden verleend als voorwaarde elektronisch toezicht aan dit verlof zou moeten worden verbonden. De Staatssecretaris is hier niet op ingegaan in de beslissing.
Op alle mogelijke manieren wordt geprobeerd klager geen verlof toe te wijzen.
Klager wil in het bijzijn van zijn raadsvrouw gehoord worden om ondersteunende stukken en/of informatie aan te kunnen leveren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het functioneel parket acht het risico op recidive, ernstig vluchtgevaar en collusiegevaar aanwezig. Ook het OM belast met de uitvoering van de huidige detentie sluit zich hierbij aan. Klager heeft zich daarnaast eerder onttrokken aan detentie. Op dit
moment staat er geen einddatum detentie vast waardoor klager gelet op het bepaalde in artikel 14, eerste lid aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) niet in aanmerking komt voor algemeen verlof.
Bovendien worden de weigeringsgronden vermeld in artikel 4, aanhef en onder a, b en d, van de Regeling van toepassing geacht. Uit het vrijhedenadvies van de locatie Zuyder Bos van 14 juli 2016 komt naar voren dat de beklagcommissie de directeur bij
uitspraken van 27 juni 2016 en 30 juni 2016 heeft opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van het aangevraagde algemeen verlof, welke verzoeken thans viermaal zijn afgewezen. Uit het advies van het functioneel parket komt naar voren
dat
het niet zo is dat de rechtbank toestemming zou hebben gegeven voor verlof en/of detentiefasering. Op grond van de huidige verdenking wordt een aanzienlijke gevangenisstraf voorzienbaar geacht. Klager is eerder ontvlucht van november 2006 tot oktober
2010. In deze periode heeft hij de strafbare feiten in België gepleegd waarvoor hij is veroordeeld tot zijn huidige straf. Vervolgens heeft hij zich daar tot 2012 onttrokken aan berechting en is hij lange tijd onvindbaar geweest. Uit een afgeluisterd
gesprek blijkt dat klager ook nu weer plannen heeft om Nederland te verlaten. Er wordt ernstig vluchtgevaar, recidiverisico en collusiegevaar gezien. De behandeling van de nieuwe strafzaak is gepland op 10 oktober 2016. Er zijn zes zittingsdagen
gepland. De uitspraak wordt verwacht op 1 december 2016. Anders dan door klager gesteld wordt wel degelijk vóór 22 oktober 2016 begonnen met de behandeling van de strafzaak. Op 28 april 2015 heeft de rechtbank Amsterdam de voorlopige hechtenis van
klager geschorst om de opgelegde Belgische gevangenisstraf uit te voeren. De einddatum van deze detentie is 22 oktober 2016. De eerder geschorste voorlopige hechtenis zal vooralsnog op 22 oktober 2016 herleven. De huidige einddatum kan derhalve niet
als
uitgangspunt worden genomen zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid aanhef en onder b, van de Regeling. Resocialisatie is op dit moment niet aan de orde gelet op de nog lopende strafzaak waarin een aanzienlijke gevangenisstraf voorzienbaar wordt
geacht.
Toepassing van de voorwaarde elektronisch toezicht is onvoldoende om genoemde risico’s aanvaardbaar te maken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het functioneel parket heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening in verband met ernstig vluchtgevaar, recidiverisico en collusiegevaar.
Het Openbaar Ministerie Haarlem heeft om dezelfde redenen negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
De reclassering heeft positief geadviseerd ter zake van een re-integratietraject onder voorwaarden van meldplicht en locatiegebod met elektronisch toezicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om hem in het bijzijn van zijn raadsvrouw te horen om ondersteunende stukken en/of informatie te kunnen geven. De beroepscommissie is van oordeel dat dit niet noodzakelijk is nu zij zich aan de hand van de stukken voldoende
ingelicht acht om op het beroep te beslissen en klager en zijn raadsvrouw voldoende mogelijkheden hebben gehad om nadere stukken over te leggen.

Klager ondergaat na een WOTS-procedure een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens oplichting en deelneming aan een criminele organisatie. De einddatum van deze detentie is thans bepaald op 22 oktober 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit artikel 14, eerste lid aanhef en onder b, van de Regeling volgt dat een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking komt wanner hij al dan niet onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf en zijn strafrestant nog ten minste drie
maanden en ten hoogste een jaar bedraagt.

Door klager en de Staatssecretaris is aangegeven dat de einddatum van klagers huidige detentie weliswaar op 22 oktober 2016 is bepaald maar dat klagers voorlopige hechtenis in verband met de verdenking van een nieuw strafbaar feit, die thans is
geschorst, op 22 oktober 2016 zal worden hervat. Op 10 oktober 2016 zal de behandeling van het nieuwe strafbare feit plaatsvinden waarvoor zes zittingsdagen zijn uitgetrokken. De uitspraak wordt op 1 december 2016 verwacht.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat in dit stadium van klagers detentie niet aan de basisvoorwaarde van artikel 14, eerste lid aanhef en onder b, van de Regeling wordt voldaan. Dat klagers raadsvrouw heeft
aangekondigd schorsing van de voorlopige hechtenis te verzoeken per 22 oktober 2016 maakt dit niet anders. De beslissing van de Staatssecretaris kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos,, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven