nummer: 16/1845/GA
betreft: [klager] datum: 1 september 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Dordrecht in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 28 april 2016 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Zowel het MDO als de verlofcommissie hebben in hun negatieve advies waarde gehecht aan de opgelegde disciplinaire straf. Het tegen deze straf
ingestelde beklag is echter door de beklagcommissie (materieel) gegrond verklaard. Deze straf kan een afwijzing van de verlofaanvraag dan ook niet rechtvaardigen. De verlofcommissie adviseerde destijds positief op klagers deelname aan een penitentiair
programma (p.p.). Niet valt in te zien waarom zij thans met betrekking tot de verlofaanvraag tot een ander oordeel komt. Weliswaar heeft het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd vanwege klagers recidivegevaar, omdat klager tijdens zijn
voorwaardelijke invrijheidsstelling is veroordeeld voor een poging tot moord, maar de reclassering heeft aangegeven dat dit recidiverisico zal verminderen bij het volgen van relevante interventies.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het MDO heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De verlofcommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie is niet om advies gevraagd omdat zij met betrekking tot klagers deelname een het p.p. reeds positief heeft geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager is gedetineerd voor de duur van 8 maanden met aftrek, als gevolg van het uitstel of het achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 24 maart 2017.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Uit de stukken komt naar voren dat klager op 30 september 2015 is veroordeeld voor een geweldsdelict dat hij heeft gepleegd tijdens zijn deelname aan een p.p. medio 2015. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid ten tijde van de
bestreden beslissing een forse contra-indicatie vormde voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigde. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet
op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie worden bevestigd met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 1 september 2016
secretaris voorzitter