Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2090/GB, 13 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/2090/GB

Betreft: [klager] datum: 13 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1981], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 september 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) jeugd regulier/h.v.b. voor psychologisch onvolwassenen te Nieuwegein ongegrondverklaard.

De feiten
2.1 Klager is sedert 25 juli 2002 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. te Scheveningen.

2.2 Op 31 juli 2002 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. voor psychologisch onvolwassenen te Nieuwegein.

De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft in Nieuwegein problemen met het personeel en met medegedetineerden. Voorts kan hij aldaar geen bezoek ontvangen omdat zijn moeder nog vijf kinderen heeft en niet in het bezit is van een auto.
Het eten is zeer slecht. Ten slotte wil hij niet meedoen aan het JOVO-gedoe.

De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager scoort op de JOVO-indicatiestelling op drie onderdelen, nl. opleiding/cursus, agressie en kwetsbaarheid. Dit betekent dat klager in het JOVO-circuit geplaatst dient te worden met als programma het gericht werken aan genoemdetekortkomingen.
Voorts is klager preventief gehecht voor het arrondissement Utrecht.

De beoordeling
Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

Op grond van artikel 16 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden van 15 augustus 2000, nr 5042803/00/DJI, Stcrt. 176 (hierna: Regeling) worden in inrichtingen of afdelingen voor bijzondere opvang vanpsychologisch onvolwassenen onder meer gedetineerden geplaatst die ouder zijn dan 17 jaar en die zich door hun gedrag kenmerken als psychologisch onvolwassenen. Uit het handboek voor de bijzondere opvang van psychologischonvolwassen mannen binnen het gevangeniswezen, Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, augustus 2001, kan worden afgeleid dat psychologische onvolwassenheid zich in algemene zin kenmerkt door een gebrek aanvaardigheden die noodzakelijk zijn voor een goede persoonlijke ontwikkeling. Daarbij komt dat gedetineerden in de leeftijd van 16 tot (indicatief) 24 jaar zich in het algemeen in een relatief kwetsbare periode van hun ontwikkelingbevinden. Om te bepalen of een gedetineerde is gebaat bij plaatsing in een inrichting voor psychologisch onvolwassenen vindt indicatiestelling plaats.

Gelet op artikel 16, aanhef en onder b, van de Regeling valt klager qua leeftijd onder de categorie gedetineerden die in een JOVO-inrichting kunnen worden geplaatst. Voorts is uit klagers indicatiestelling gebleken dat hij in decategorieen opleiding/cursus, agressie en kwetsbaarheid tekort komt, hetgeen maakt dat hij eveneens voldoet aan het tweede criterium van artikel 16 van de genoemde Regeling.

Gezien het vorenstaande is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris naar het oordeel van de beroepscommissie niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot de problemen die hij heeft met personeel en medegedetineerden binnen JOVO-afdeling alsmede met betrekkingtot de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven