Nummer: 16/2018/GB
Betreft: [Klager] datum: 16 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 juni 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 september 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Middelburg. Op 25 april 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Dordrecht, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
2.2. Bij uitspraak van 5 april 2016, met nummer MB-2016-000051, van de beklagcommissie van de p.i. Middelburg is klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel zonder televisie wegens mishandeling van
een
medegedetineerde gegrond verklaard. De directeur is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Blijkens de beslissing op bezwaar is klager overgeplaatst naar de p.i. Dordrecht vanwege het feit dat hij het verblijf van medegedetineerden met zijn gedragingen in gevaar bracht. De
selectiefunctionaris heeft bij het nemen van zijn beslissing tot overplaatsing van klager een aan hem opgelegde disciplinaire straf in overweging genomen. De beklagcommissie heeft in haar beslissing van 5 april 2016 echter overwogen dat er geen grond
was voor het opleggen van voornoemde disciplinaire straf, nu onvoldoende was komen vast te staan dat klager zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten mishandeling. Het enige wat volgens klager overblijft, zijn niet onderbouwde anonieme
verklaringen.
Dat is onvoldoende om de conclusie dat klager de orde en rust in de p.i. Middelburg heeft verstoord te rechtvaardigen. Bovendien is klagers vriendin niet in de gelegenheid hem in Dordrecht regelmatig te bezoeken. Klager wenst het beroep mondeling toe
te
lichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris meent dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan het selectieadvies van de directeur van de p.i. Middelburg. Daarin wordt gesteld dat klager
vermoedelijk onder invloed van een tweetal medegedetineerden opdrachten ten nadele van andere medegedetineerden heeft uitgevoerd, die bestaan uit agressie en fysieke geweldpleging ten aanzien van medegedetineerden die geld moeten betalen aan het
voornoemde tweetal medegedetineerden. Dergelijk gedrag heeft een negatief effect op de orde en rust binnen de inrichting. Klager is bovendien herhaaldelijk betrapt op middelengebruik. De selectiefunctionaris stelt zich op het standpunt dat een langer
verblijf in de p.i. Middelburg niet tot de mogelijkheden behoort, nu klager het verblijf van medegedetineerden in gevaar brengt met zijn gedragingen. In zijn selectiebeslissing van 22 april 2016 overweegt de selectiefunctionaris daarenboven dat
overplaatsing een verandering in klagers gedrag en middelengebruik teweeg kan brengen, waardoor hij een positieve wending aan zijn detentie zou kunnen geven. Klager zou kunnen promoveren naar een plusprogramma. Dat maakt detentiefasering mogelijk. Hij
kan dan de hulp krijgen die hij nodig heeft. Ten overvloede stelt de selectiefunctionaris dat met de plaatsing van klager in de p.i. Dordrecht rekening is gehouden met de regio van herkomst – de regio Zeeland –, daar dit op een redelijke reisafstand
van
Dordrecht ligt.
4. De beoordeling
4.1. Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek, dat klager verder niet heeft toegelicht, wijst de beroepscommissie af. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
4.2. Klager kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De gevangenis van de p.i. Middelburg is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.4. Klager is op 22 april 2016 geselecteerd voor overplaatsing naar de p.i. Dordrecht vanwege het gevaar voor medegedetineerden dat hij zou veroorzaken, en vanwege de verwachting dat de overplaatsing een verandering in klagers gedrag en
middelengebruik teweeg zal brengen. Blijkens het selectieadvies van de directeur van de p.i. Middelburg verbleef klager vanwege zijn gedrag en middelengebruik in de gevangenis van de p.i. Middelburg in het basisregime. Detentiefasering was niet aan de
orde en zou naar verwachting niet meer plaatsvinden, als klager op dezelfde manier invulling zou blijven geven aan zijn detentie. De verwachting was dat overplaatsing zou kunnen bijdragen aan een verandering in klagers gedrag en middelengebruik.
Daarmee
zou hij een positieve wending aan zijn detentie kunnen geven en mogelijk voor detentiefasering in aanmerking komen. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing mede in het belang van klager heeft genomen en dat deze reeds hierom niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hetgeen klager (heel summier) heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden, is onvoldoende zwaarwegend om tot een
ander oordeel te kunnen komen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 16 augustus 2016.
secretaris voorzitter