Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0436/GA, 15 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/436/GA

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Buiting, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 februari 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 juli 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.E. Buiting en [...], juridisch medewerker van de locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie (2015/979).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is een piw-er Marco met wie meerdere gedetineerden problemen ervaren. Dit probleem zou worden aangekaart. Hiervoor is een brief opgesteld met een handtekeningenlijst. Klager heeft zijn handtekening ook op deze lijst gezet. Hij heeft de brief niet
opgesteld en gelezen, maar kon zich wel in de boodschap vinden. Het was de bedoeling dat die brief naar de Gedetineerdencommissie gestuurd zou worden, om het gedeelde probleem met die piw-er bespreekbaar te maken. Bij een celinspectie van een andere
gedetineerde is deze brief gevonden. Naar aanleiding hiervan heeft de directeur de gedetineerden gesproken die vermeld stonden op de handtekeningenlijst. De directeur heeft de gedetineerden een keuze voorgehouden. Als klager toegaf dat de inhoud van de
brief grensoverschrijdend was, dan zou een voorwaardelijke straf opgelegd worden. Klager heeft echter aangegeven dat hij zich wel kon vinden in de inhoud van de brief zodat aan klager een onvoorwaardelijke straf is opgelegd. Klager vindt dat hij voor
zijn mening mag uitkomen. Hij heeft tijdens dit gesprek met de directeur gezegd dat de directeur over kwam als piw-er Marco. Hij heeft hem geen racist genoemd. Het klopt dat hij heeft gezegd “dat hij geen hond is”, maar daarmee bedoelde hij dat hij wel
een mening mag hebben.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De betreffende brief is gevonden tijdens een celinspectie. De inhoud van de brief is aangemerkt als opruiing. Naar aanleiding hiervan heeft de directeur alle gedetineerden apart gesproken. De gedetineerden die aan de directeur hebben aangegeven dat de
brief inderdaad opruiend was, hebben een voorwaardelijke straf opgelegd gekregen. De gedetineerden die achter de inhoud gingen staan, hebben een onvoorwaardelijk disciplinaire straf opgelegd gekregen. Zo ook klager. Dit heeft te maken met hun
opstelling. Er is geen verslag beschikbaar van het aantreffen van de brief. Aan klager is geen rapport aangezegd, omdat de directeur klager zelf heeft opgeroepen en zelf heeft waargenomen hoe klager zich opstelde en dit was grensoverschrijdend. De
directeur heeft ook met de betreffende piw-er gesproken. Hij is integer en streng, maar zeker niet racistisch.

3. De beoordeling
Artikel 50, eerste lid, van de Pbw schrijft het volgende voor: Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mede.

Nog daargelaten of het ondertekenen van de brief gelet op de inhoud voldoende aanleiding kan geven voor het opleggen van een disciplinaire straf, stelt de commissie vast dat aan klager geen verslag, dat tot onderhavige disciplinaire straf heeft geleid,
is aangezegd door de ambtenaar of medewerker die de directeur op de hoogte heeft gesteld van de brief. Het doel van de aanzegging is onder meer de gedetineerde op de hoogte te stellen dat jegens hem – voor een feit, in dit geval een handtekening zetten
onder een brief, dat in de ogen van de verslaglegger onverenigbaar is met de orde of veiligheid, dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging – verslag wordt gedaan aan de directeur. De gedetineerde kan zich dan voorbereiden op het gesprek met de
directeur.
Deze mogelijkheid is klager ontnomen. De uitspraak van de beklagcommissie kan reeds daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te
kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag met nummer 2015/979 alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 15 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven