nummer: 17/1451/TA
betreft: [Klager] datum: 13 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 april 2017 van de beklagcommissie bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 augustus 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van het CTP Veldzicht, […], juridisch adviseur.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een maatregel van afzondering (kamerplaatsing) van 20 januari 2017 (VE-2017-13);
b. de omstandigheid dat de separatieruimte, waarin bovengenoemde maatregel ten uitvoer is gelegd, niet voldoet aan de eisen voor de inrichting en inventaris van een kamer (VE-2017-13).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Klacht a: Klager is in het kader van een spoedoverplaatsing vanuit De Kijvelanden in Veldzicht geplaatst. Klager verbleef de eerste paar uur na binnenkomst in Veldzicht niet in afzondering; dat gebeurde pas nadat Veldzicht telefonisch contact met De Kijvelanden had gehad. Klager had in De Kijvelanden problemen met één medeverpleegde. Die medeverpleegde en klager hebben een lang verleden van fysiek geweld. Klager is eerder door die medeverpleegde aangevallen. Klager betwist dat hij in De Kijvelanden dreigend naar personeel is geweest.
De bestreden maatregel is ten onrechte opgelegd, omdat klager reeds door de overplaatsing geen contact meer had met de desbetreffende medeverpleegde. De maatregel is ook disproportioneel. Het was voor Veldzicht niet noodzakelijk klager eerst gedurende vijf dagen te leren kennen. Dat had ook in twee dagen gekund. Klager wilde na afloop van de maatregel niet vanuit de separatieruimte naar een kamer, omdat de desbetreffende kamer onder de ontlasting zat.
Klacht b: De separatieruimte voldeed niet aan de eisen die gelden voor de inrichting en inventaris van een kamer. Het ijzeren toilet kon niet met een deksel worden afgesloten en was niet afgeschermd met een schaamschot. Klager beschikte niet over een prikbord noch over contactdozen. Klager beschikte evenmin over een ‘gewone’ kast en tafel; deze hingen aan de muur. De douche, wastafel en spiegel bevonden zich in de voorgang van de separatieruimte, welke ruimte met een tussendeur kan worden afgesloten. Tijdens de insluiting kon klager geen gebruik maken van de douche, wastafel en spiegel, omdat de tussendeur dan werd afgesloten.
Namens het hoofd van de inrichting is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep ter zitting als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Klacht a: Klager is meteen na binnenkomst in Veldzicht in afzondering geplaatst.
De maatregel van kamerplaatsing is opgelegd om - gelet op de incidenten die in De Kijvelanden hadden plaatsgevonden - op veilige wijze met klager kennis te kunnen maken. Bekend was dat klager verbaal agressief is. De noodzaak van de maatregel is dagelijks beoordeeld. Na afloop van de maatregel wilde klager niet vanuit de separatieruimte worden overgeplaatst naar een reguliere kamer.
Klacht b: De maatregel is ten uitvoer gelegd in een separatieruimte, omdat nog geen reguliere kamer beschikbaar was toen klager de inrichting binnenkwam. De separatieruimte is wel ingericht als kamer. Het hoofd van de inrichting betwist niet dat de inrichting en de inventaris van de separatieruimte eruit zag, zoals klager dat naar voren heeft gebracht.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake klacht a. overweegt de beroepscommissie het volgende.
Bij beslissing van RSJ 19 juni 2017, 17/176/TB is klagers beroep tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 19 januari 2017 klager vanuit De Kijvelanden over te plaatsen naar Veldzicht ongegrond verklaard. De beroepscommissie gaat daarom voorbij aan de door klagers raadsvrouw aangevoerde verweren ten aanzien van de aan voormelde beslissing van de Staatssecretaris ten grondslag gelegde incidenten in De Kijvelanden.
Uit de mededeling van de bestreden maatregel van kamerplaatsing van 20 januari 2017 blijkt dat de kamerplaatsing is opgelegd om (op veilige wijze) met klager kennis te maken en verwachtingen uit te spreken. Gelet op hetgeen de inrichting bekend was omtrent het verblijf van klager in De Kijvelanden kon het hoofd van Veldzicht in redelijkheid beslissen klager bij binnenkomst een maatregel van kamerplaatsing op te leggen. De beroepscommissie acht de maatregel, die vijf dagen heeft geduurd, niet disproportioneel. Bij dat oordeel neemt zij in aanmerking dat het hoofd van de inrichting de noodzaak van voorzetting van de maatregel dagelijks heeft getoetst. De omstandigheid dat klager na afloop van de maatregel niet in een reguliere kamer is geplaatst, kan de inrichting niet worden tegengeworpen, omdat klager er zelf voor heeft gekozen in de separatieruimte te blijven. Het beroep zal derhalve ten aanzien van deze klacht ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beroep inzake klacht b. overweegt de beroepscommissie het volgende.
Vaststaat dat de bestreden maatregel van kamerplaatsing ten uitvoer is gelegd in een separatieruimte. Aan de orde is de vraag of de onderhavige separatieruimte voldeed aan de (bouwkundige) eisen voor de inrichting en inventaris van een kamer, zoals vermeld in de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële Tbs-inrichtingen (hierna: de Regeling).
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Regeling dient een toilet in de persoonlijke verblijfsruimte van de overige persoonlijke verblijfsruimte en van de gang te worden afgeschermd met een schaamschot. In het tweede lid is bepaald dat, indien de persoonlijke verblijfsruimte zelf niet is voorzien van sanitair, dat dan elders in het pand in voldoende mate beschikbaar is.
Op grond van artikel 11 van de Regeling is de persoonlijke verblijfsruimte ingericht met tenminste een spiegel, een kast, een tafel, een stoel, een aan de wand bevestigd prikbord of vergelijkbare voorziening, een bed en twee contactdozen.
Nu klager onweersproken heeft gesteld dat het toilet in de separatieruimte niet van de overige ruimte was afgeschermd met een schaamschot en dat in de separatieruimte geen contactdozen aanwezig waren en evenmin een prikbord, zal het beroep wegens schending van de Regeling in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van € 15,=.
Klager heeft voorts onweersproken gesteld dat het toilet niet met een deksel kon worden afgesloten en dat hij niet beschikte over een ‘gewone’ kast en tafel, in die zin dat deze aan de muur hingen. In voornoemde Regeling noch in enig ander wettelijk voorschrift of een een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag is bepaald dat het toilet in de kamer van een verpleegde moet kunnen worden afgesloten met een deksel en dat de kast en tafel niet aan de muur vast mogen zitten. Gelet hierop is geen sprake van een beslissing die een beperking inhoudt van een recht en dient klager bij gebreke van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 56 of 57 Bvt niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit onderdeel van de klacht.
Klager heeft verder gesteld dat hij tijdens de insluitingsuren geen gebruik kon maken van de douche, de wastafel en de spiegel.
Gebleken is dat tijdens de insluitingsuren de spiegel niet te gebruiken was door klager. Klager is hiermee naar het oordeel van de beroepscommissie niet zodanig geschaad in zijn belangen dat dit tot een gegrondverklaring van het beroep zou moeten leiden.
Gebleken is ook dat klager buiten de insluitingsuren gebruik kon maken van de douche en de wastafel. De beroepscommissie is van oordeel dat klager hiermee in voldoende mate gebruik heeft kunnen maken van het sanitair en dat artikel 10, tweede lid, Bvt derhalve niet is geschonden. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht b. gegrond, voor zover het beklag is gericht tegen het niet beschikken over een schaamschot, contactdozen en een prikbord. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake klacht b, voor zover het beklag is gericht tegen het niet beschikken over een deksel voor het toilet en een ‘gewone’ kast en tafel en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht b. ongegrond, voor zover het beklag is gericht tegen het niet (voldoende) gebruik kunnen maken van een spiegel, een douche en een wastafel, en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 13 oktober 2017
secretaris voorzitter