Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1211/TB, 6 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/1211/TB

betreft: [klaagster]       datum: 6 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.W. Nijboer, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een beslissing van 28 maart 2017 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 augustus 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klaagsters raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, en namens de Staatssecretaris, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Klaagster heeft afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft beslist klaagster te plaatsen in Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: FPC Veldzicht).

 

2.         De feiten

Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 10 januari 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 74 dagen, met aftrek van preventieve hechtenis, en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.

Op 28 maart 2017 heeft de Staatssecretaris beslist klaagster te plaatsen in FPC Veldzicht.

 

3.         De standpunten

Namens klaagster is het standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klaagster is niet gehoord voorafgaand aan de bestreden beslissing. Volgens haar raadsman is aan klaagster alleen meegedeeld dat zij in Veldzicht zou worden geplaatst en dacht zij toen dat zij in een reguliere tbs-inrichting zou komen. Zij verblijft thans echter op een afdeling voor intensieve zorg (ICU) in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht. Dat is geen reguliere tbs-inrichting. Op grond van de bestreden beslissing zou klaagster worden geplaatst in FPC Veldzicht. Het NIFP achtte een reguliere tbs-inrichting geïndiceerd.

Het klopt dat tijdens klaagsters eerdere verblijf in andere inrichtingen incidenten hebben plaatsgevonden, maar in de Oostvaarderskliniek waren die incidenten niet ernstig van aard en deze dateren van enige tijd geleden (2014). De Staatssecretaris had eerst met die inrichting contact moeten opnemen om te bezien of klaagster daar kon worden geplaatst.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klaagster is gehoord voorafgaand aan de bestreden beslissing. Zij heeft tijdens het horen te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen plaatsing in Veldzicht. Klaagster verblijft daar op de ICU. Veldzicht wordt aangeduid als CTP Veldzicht, waarvan de ICU een onderdeel is. De ICU is de enige afdeling in Veldzicht waar (reguliere) ter beschikking gestelden kunnen worden geplaatst.

Gelet op de ernstige geweldsincidenten in de Van der Hoeven Kliniek en de Oostvaarderskliniek lag plaatsing van klaagster in één van deze inrichtingen niet in de rede. De enige inrichting die toen nog overbleef was Veldzicht. 

 

4.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat aannemelijk is dat klaagster voorafgaand aan de bestreden beslissing is gehoord. Bij de stukken bevindt zich immers een hoorformulier waarop is aangekruist dat klaagster te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de beslissing haar te plaatsen in FPC Veldzicht en klaagster heeft dat hoorformulier ook ondertekend.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a)         de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b)         de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit de indicatiestelling TBS ten aanzien van klaagster van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie/ Indicatiestelling Forensische Zorg (NIFP/IFZ) komt het volgende naar voren. Plaatsing van klaagster in een FPC was geïndiceerd, waarbij het voorkeur had klaagster te plaatsen in een reguliere FPC, opnieuw haar intelligentie te testen en vervolgens te bepalen van welk behandelmilieu klaagster het meest zou kunnen profiteren. Voorts is opgemerkt dat het de voorkeur had klaagster te plaatsen in een ander FPC dan de Oostvaarderskliniek of de Van der Hoeven Kliniek, vanwege onder meer de na te noemen incidenten die daar hadden plaatsgevonden. Klaagster heeft in de Van der Hoeven Kliniek in 2015 en 2016 meermalen personeel mishandeld. Klaagster heeft onder andere een gevulde metalen koffiekan naar het gezicht van een medewerker gegooid, een mes tegen het been van een medewerker gegooid en in het gezicht van een medewerker geslagen, waardoor zenuwen verwijderd moesten worden. Ook heeft zij in die inrichting de keel van een medeverpleegde dichtgeknepen. Klaagster heeft van 2011 tot 2014 verbleven in de Oostvaarderskliniek. Ook in deze inrichting hebben forse agressieve incidenten plaatsgevonden. Klaagsters behandeling daar is destijds per direct stopgezet.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie de beslissing van de Staatssecretaris klaagster niet in één van bovengenoemde twee inrichtingen, maar in Veldzicht te plaatsen, welke inrichting dan nog als enige overbleef, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Voor zover klaagster zich tevens beklaagt over haar plaatsing op de ICU in Veldzicht overweegt de beroepscommissie dat dit een beslissing betreft van het hoofd van de inrichting, die in deze procedure niet inhoudelijk kan worden beoordeeld.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat – zoals ook in de onderhavige zaak is gebleken – de vermelding in (onder meer) de mededeling van beslissingen van FPC Veldzicht verwarring kan doen ontstaan, nu volgens het aanwijzingsbesluit van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 22 december 2016 de inrichting tegenwoordig wordt aangeduid als CTP Veldzicht. Het verdient aanbeveling in de mededeling van toekomstige beslissingen - waar het Veldzicht betreft - CTP (in plaats van FPC) Veldzicht te vermelden.  

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 6 oktober 2017

 

                                                    

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven