Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0701/GA, 7 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/701/GA

betreft: […]      datum: 7 november 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 februari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Op 13 oktober 2017 heeft mr. H.M.S. Cremers te kennen gegeven verhinderd te zijn en niet naar de zitting te kunnen komen, waarbij zij heeft verzocht de zaak aan te houden en deze op een later tijdstip, dan wel op een andere dag te plannen.

De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van klagers raadsvrouw af, nu zij in dit verzoek heeft aangegeven dat klager haar bijstand ter zitting wenst, terwijl klager reeds op 10 oktober 2017 afstand heeft gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord, en gelet op het feit dat de zittingsdatum met klagers raadsvrouw is afgestemd. Overigens acht de beroepscommissie zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager stelselmatig na het bezoekuur wordt gevisiteerd (R-2017-000043).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager staat reeds vier jaren op de zogenoemde GVM-lijst (gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico) en ontvangt al zijn gehele detentie individueel en onder toezicht bezoek in een speciale ruimte. Na elk bezoekuur moet hij zich uitkleden en wordt hij gevisiteerd. Dit is in strijd met het arrest van 4 februari 2003 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Lorsé en anderen tegen Nederland (nr. 52750/99). Er is nooit contrabande bij hem of bij zijn bezoek aangetroffen. De opgelegde maatregelen zijn daarom disproportioneel. Dit geldt temeer nu reeds lange tijd geen actuele en betrouwbare informatie voorhanden is waaruit zou blijken dat klager concrete vluchtplannen zou hebben. Klager verzoekt de beroepscommissie te beslissen dat het bezoek zonder extra toezichtsmaatregelen en stelselmatige visitatie dient plaats te vinden. Voor de periode dat hem dit ten onrechte is geweigerd verzoekt hij om toekenning van een financiële tegemoetkoming.  

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht op grond van de overweging dat in casu van uitvoering van een algemene regel sprake zou zijn. Artikel 29, eerste lid, van de Pbw bepaalt – voor zover hier van belang – dat de directeur bevoegd is een gedetineerde voorafgaand aan of na afloop van bezoek aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. De uitoefening van die bevoegdheid is, zoals de beroepscommissie eerder oordeelde in onder meer RSJ 14 april 2014, 13/3231/GA, en RSJ 20 juni 2011, 11/0339/GA, een de gedetineerde betreffende door of namens de directeur genomen beslissing zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beklagrechter heeft klager derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn klacht. 

In artikel 3.8.1 van de huisregels van de locatie Roermond staat dat een gedetineerde na afloop van het bezoek aan kleding en bij wijze van steekproef of op verdenking aan het lichaam wordt onderzocht.

Klager heeft aangevoerd dat hij reeds vier jaren op de GVM-lijst staat. Op die lijst geplaatste gedetineerden nemen een bijzondere positie in binnen de inrichting en aan hen kan door de directeur een aantal extra toezichtsmaatregelen worden opgelegd. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze maatregelen en het toezicht daarop. Het klaagschrift, waarin klager zich beklaagt over de stelselmatige visitatie na bezoek, dateert van 26 januari 2017. In de GVM-mededeling van de directeur van 30 december 2016, noch in de GVM-mededeling van 26 januari 2017, is het visiteren na bezoek (en op indicatie) als toezichtsmaatregel aan klager opgelegd. Wel is in beide mededelingen individueel bezoek met toezicht als maatregel aan klager opgelegd.

De (stelselmatige) visitatie waarover klager zich beklaagt, heeft, gelet op het voorgaande, kennelijk niet op basis van klagers plaatsing op de GVM-lijst plaatsgehad. Nu klager heeft aangevoerd en niet is weersproken dat hij stelselmatig na ieder bezoek wordt gevisiteerd, kan niet van onderzoek aan het lichaam bij wijze van steekproef of op verdenking worden gesproken. Nu de directeur geen goede gronden heeft aangevoerd op basis waarvan stelselmatige visitatie noodzakelijk zou zijn en klager ook aan andere toezichtsmaatregelen, zoals het individueel en onder toezicht ontvangen van bezoek, was onderworpen, acht de beroepscommissie de beslissing om klager stelselmatig te visiteren onredelijk en onbillijk. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat onweersproken is dat bij die visitaties nimmer enige contrabande bij klager is aangetroffen.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beklag gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij heeft geconstateerd dat visitatie na bezoek (en op indicatie) met ingang van 17 juli 2017 als toezichtsmaatregel in het kader van klagers plaatsing op de GVM-lijst aan klager is opgelegd. Zij zal de tegemoetkoming derhalve berekenen over de periode waarin klager is gevisiteerd zonder dat daarvoor een grondslag bestond en bepaalt, gelet daarop, dat aan klager een tegemoetkoming van in totaal € 130,= toekomt.      

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 130,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 7 november 2017.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven