Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0329/TB, 13 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/329/TB

betreft: [klager] datum: 13 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 29 januari 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en, namens de Staatssecretaris, [...] en [...], beiden werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van
Veiligheid en Justitie.
Op de dag van de zitting is bericht dat [...], kantoorgenoot van klagers raadsman mr. B.J. Visser, klager ter zitting zou bijstaan. [...] is evenwel, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPK De Woenselse Poort te Eindhoven (hierna: De Woenselse Poort) afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege voor de duur van maximaal vier jaar. Op 16 december 2014 is klager geplaatst in FPC De Kijvelanden te Poortugaal
(hierna: De Kijvelanden). Op 9 juni 2015 is namens klager verzocht om overplaatsing naar De Woenselse Poort. Bij beslissing van 6 juli 2015 heeft de Staatssecretaris dit overplaatsingsverzoek afgewezen. Op 18 november 2015 is opnieuw namens klager
verzocht om overplaatsing naar De Woenselse Poort. Bij beslissing van 29 januari 2016 heeft de Staatssecretaris ook dit overplaatsingsverzoek van klager afgewezen. Tegen deze beslissing is onderhavig beroep ingesteld.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Aan klager is gemaximeerde tbs opgelegd. Klager heeft ervoor gekozen om de eerste twee jaar van zijn tbs aan zichzelf te besteden. Om deze reden heeft hij tot op heden weinig contact gehad met
zijn familie. De laatste twee jaar van zijn tbs wil hij zijn familie bij zijn behandeling betrekken. Klager wil langzaam aan weer in contact komen met zijn familie. Zijn familie (kinderen en kleinkinderen) woont evenwel in de buurt van Eindhoven en kan
klager niet in De Kijvelanden komen bezoeken. Bovendien verblijven in De Kijvelanden veel pedofielen en klager wil niet dat die in contact komen met zijn (klein)kinderen. Klager dreigt hierdoor in een sociaal isolement te geraken. Om meer bezoek van
zijn familie te kunnen ontvangen wil klager worden overgeplaatst naar De Woenselse Poort. Brabant is de regio waar klager wil resocialiseren. Klager heeft, anders dan in de stukken staat, geen crimineel netwerk in Den Bosch. Hij had een crimineel
netwerk in Rotterdam. Tegenwoordig mijdt hij Rotterdam vanwege zijn delictverleden aldaar. Hij wil daar absoluut niet resocialiseren. In De Kijvelanden komt hij bovendien veel mensen uit Rotterdam tegen met wie hij niets te maken wil hebben. Hoewel het
begin van de behandeling in De Kijvelanden goed verliep, is klager in maart 2016 gedecompenseerd. Wat er toen precies is gebeurd weet klager niet. Er zou aangifte tegen hem zijn gedaan, maar die aangifte heeft hij nooit gezien. Thans gaat het beter met
klager, maar sinds zijn decompensatie verblijft hij in beperkingen. Sinds maart 2016 vindt er geen behandeling meer plaats. Hij volgt geen blokken meer. Alles staat stil. Er is sprake van een stagnatie in de behandeling. Er zou een machtiging voor
begeleid verlof aangevraagd worden, maar dit is door hetgeen is voorgevallen in maart 2016 niet gebeurd. Het argument dat een overplaatsing zal leiden tot een langere behandelduur geldt dus niet meer. Als klager, conform zijn wens, van begin af aan in
De Woenselse Poort zou zijn geplaatst, zou hetgeen in maart 2016 is voorgevallen nooit zijn gebeurd.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Destijds is besloten om klager niet in een inrichting in Brabant te plaatsen, omdat klager in Den Bosch een crimineel verleden en vermoedelijk een crimineel
netwerk heeft. Tot op heden heeft klager het contact met zijn netwerk bewust afgehouden. Hij heeft slechts één gescreend contact. De Kijvelanden ziet het ontwikkelen en onderhouden van een pro-sociaal en steunend netwerk als een belangrijke
beschermende
factor in het risicomanagement, maar meent dat dit in klagers geval voldoende kan worden vormgegeven vanuit de inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing verliep klagers behandeling voorspoedig. Klagers toestandsbeeld was gestabiliseerd en er
waren grote vorderingen gemaakt ten aanzien van abstinentie van middelengebruik. Er werd toegewerkt naar uitstroom van klager, via resocialisatiecentrum de Blink, naar een vorm van beschermd wonen. Omdat er vanuit behandelinhoudelijk oogpunt geen
aanleiding bestond voor een overplaatsing is klagers verzoek op 29 januari 2016 afgewezen. Na deze afwijzende beslissing is – in maart 2016 – sprake geweest van een psychotische decompensatie bij klager. Inmiddels gaat het weer beter met klager en
wordt
er gewerkt aan het herstellen van de behandelrelatie. Klagers vrijheden worden in kleine stapjes langzaam uitgebreid. Tijdens zijn decompensatie heeft klager personeel aangevallen. De inrichting heeft hiervan aangifte gedaan. Dit zou mogelijk een
probleem kunnen vormen bij het aanvragen van een machtiging voor begeleid verlof. Hoewel het minder goed en voortvarend gaat dan voorheen, is er volgens De Kijvelanden geen sprake van een behandelimpasse en geen reden voor een overplaatsing.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

De beroepscommissie stelt voorop dat aan klager gemaximeerde tbs is opgelegd – die op 16 december 2014 is aangevangen – en dat klager om die reden een groot belang heeft bij een effectief en voortvarend verloop van zijn behandeling en
resocialisatietraject.

De Staatssecretaris heeft zijn afwijzende beslissing met name gebaseerd op de reactie van 22 december 2015 van De Kijvelanden. Hieruit blijkt dat er op dat moment sprake was van een voorspoedig verlopende behandeling: klagers toestandsbeeld was
gestabiliseerd, hij had grote vorderingen gemaakt ten aanzien van abstinentie van middelengebruik en hij was gemotiveerd. Het streven was om in het eerste kwartaal van 2016 een machtiging voor begeleid verlof aan te vragen. In het voorgestelde
resocialisatietraject zou klager in 2017 uitstromen naar resocialisatiecentrum de Blink en uiteindelijk worden overgeplaatst naar een vorm van beschermd wonen. De Kijvelanden ziet het ontwikkelen en onderhouden van een netwerk als een belangrijke
beschermende factor in het risicomanagement. Het betrekken van klagers netwerk bij zijn behandeling is een belangrijk onderdeel van klagers behandeling. Er bestaan voldoende mogelijkheden om dit vanuit De Kijvelanden vorm te geven, zo staat in de
reactie van 22 december 2015.

Ter zitting is gebleken dat klager in maart 2016 – dus nadat de bestreden beslissing was genomen – is gedecompenseerd. De beroepscommissie neemt gelet op hetgeen ter zitting over en weer is aangevoerd als vaststaand aan dat klager sindsdien is beperkt
in zijn bewegingsvrijheid (die overigens wel stapsgewijs wordt uitgebreid) en dat klagers behandeling vanaf dat moment aanzienlijk minder voortvarend dan voorheen verloopt en zelfs min of meer stilstaat. Voorts is gebleken dat, anders dan was gepland,
tot op heden geen machtiging voor begeleid verlof is aangevraagd en dat het aanvragen hiervan mogelijk wordt bemoeilijkt door de aangifte die de inrichting tegen klager heeft gedaan.

Hoewel de Staatssecretaris op 29 januari 2016 (de datum van de bestreden beslissing) op basis van behandelinhoudelijke argumenten in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing, zijn diezelfde argumenten gelet
op de na de bestreden beslissing ontstane situatie thans niet meer actueel en kunnen die de afwijzende beslissing thans niet meer dragen. Het argument van de Staassecretaris dat klager een crimineel netwerk zou hebben in de regio Den Bosch – hetgeen,
indien juist, een contra-indicatie zou kunnen vormen voor plaatsing van klager in De Woenselse Poort – kan de beslissing evenmin dragen, nu dit in het geheel niet met feiten is onderbouwd en door klager is weersproken. Bij deze stand van zaken kan de
bestreden beslissing naar het oordeel van de beroepscommissie niet in stand blijven.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing van de Staatssecretaris vernietigen. De beroepscommissie zal de Staatssecretaris opdragen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze
uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Bij het nemen van een nieuwe beslissing dient de Staatssecretaris in ieder geval mee te wegen klagers belang bij een effectief en voortvarend verloop van zijn behandeling en resocialisatietraject (vanwege zijn
gemaximeerde tbs), het belang – zoals door De Kijvelanden toegelicht – om klagers netwerk bij de behandeling te betrekken alsmede de actuele stand van zaken met betrekking tot klagers behandeling en resocialisatietraject in De Kijvelanden. Voorts dient
in die beslissing het argument dat klager een crimineel netwerk in Den Bosch zou hebben nader feitelijk te worden onderbouwd. De beroepscommissie ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de Staatssecretaris. Zij draagt de Staatssecretaris op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 13 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven