nummer: 17/1826/TA
betreft: [klager] datum: 11 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 24 mei 2017 van de beklagcommissie bij de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting (HK2017/16),
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2017, gehouden in de het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn begeleider […] en klagers raadsman mr. A.R. Ytsma.
Namens het hoofd van de inrichting is schriftelijk meegedeeld dat (de vertegenwoordiger van) het hoofd van de inrichting verhinderd is om ter zitting te verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld
Het beklag betreft groepsseparatie/afdelingsarrest ingaande op 23 januari 2017 en eindigend op 31 januari 2017 wegens klagers weigering om bij gezamenlijke maaltijden aanwezig te zijn.
De beklagcommissie heeft het beklag inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De groepsseparatie is opgelegd omdat klager niet aan tafel is verschenen. De groepsseparatie komt niet voor in de Bvt en is feitelijk een soort afdelingsarrest. De beklagcommissie heeft de groepsseparatie terecht aangemerkt als afdelingsarrest. Het afdelingsarrest heeft langer dan zeven dagen geduurd en klager is ontvankelijk het beklag. Klager mocht in die tijd niet van de afdeling af. Het niet verschijnen aan tafel is geen grond om afdelingsarrest op te leggen. Anders dan in de afdelingsregels is vermeld, ben je driemaal per week verplicht om tijdens de lunch aan tafel te verschijnen. De afdelingsregel is niet volgens de letter van de wet en is klager ‘door de strot geduwd’. Het afdelingsarrest maakt geen deel uit van klagers behandelingsplan. Als afgeweken wordt van de wet dan hoort dat niet in de afdelingsregels thuis. De bepaling is ook niet opgenomen in de huisregels. De afdelingsregels wijken op dit punt van de huisregels. De inrichting had het afdelingsarrest in het behandelingsplan kunnen opnemen. Op deze manier wordt klager rechtsbescherming onthouden.
Er waren voldoende andere momenten waarop beoordeeld kon worden hoe klager omgaat met anderen. Klager was ongeveer zes maal per week aanwezig bij het diner en ging onder begeleiding naar buiten.
Klagers tbs is inmiddels voorwaardelijk beëindigd. Hij verblijft nu in FPA Roosenburg.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep gepersisteerd bij het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie en aangegeven dat de inrichting zich kan vinden in de beslissing van de beklagcommissie. Opgemerkt wordt dat de term groepsseparatie niet wordt gebruikt om te doen alsof er geen sprake is van afdelingsarrest.
Na de zitting heeft klagers raadsman op 6 september 2017 in een e-mailbericht aangegeven dat bij de stukken een schriftelijke mededeling is gevoegd waaruit volgt dat klager een maatregel van beperking van de bewegingsvrijheid ex artikel 33 van de Bvt is opgelegd.
3. De beoordeling
In de afdelingsregels van het Twijnhuis, Manifest Twijnhuis, is opgenomen dat iedereen bij de lunch aanwezig is en dat wanneer iemand niet bij de lunch aanwezig is groepsseparatie wordt opgelegd.
Door klager is aangegeven dat hij vanaf 23 januari 2017 tot 31 januari 2017 niet zonder begeleiding van de afdeling af mocht en dat de groepsseparatie feitelijk neerkomt op een afdelingsarrest. Hoewel er volgens het hoofd van de inrichting in de schriftelijke reactie op het beklag geen sprake zou zijn van een afdelingsarrest wordt dit weerlegd door de bij de stukken gevoegde schriftelijke mededeling waarin is vermeld dat klager een maatregel van beperking van de bewegingsvrijheid is opgelegd in de zin van artikel 33 van de Bvt.
De beroepscommissie acht overeenkomstig het oordeel van de beklagcommissie aannemelijk geworden dat klager een ordemaatregel van afdelingsarrest is opgelegd en dat klager gelet op de duur van dit afdelingsarrest ontvankelijk is in het beklag.
Een dergelijke beperking van de bewegingsvrijheid hoort naar het oordeel van de beroepscommissie niet thuis in de afdelingsregels, die op dit punt afwijken van huisregels en de Bvt, maar zou wel kunnen worden opgenomen in een verplegings- en behandelingsplan van een tbs-gestelde, hetgeen in klagers geval niet is geschied.
Klagers niet verschijnen bij de lunch, dat deels door de inrichting werd getolereerd, betreft naar het oordeel van de beroepscommissie geen gedraging op grond waarvan, gelet op de belangen als vermeld in artikel 32, eerste lid van de Bvt, afdelingsarrest kan worden opgelegd. Onweersproken is dat klagers gedrag (in de omgang met andere verpleegden en personeel) op voldoende andere momenten kon worden geobserveerd.
Uit het bovenstaande volgt dat de beroepscommissie klagers beroep gegrond zal verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre zal vernietigen en het beklag alsnog inhoudelijk gegrond zal verklaren. Zij zal klager een tegemoetkoming van € 32,= toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog inhoudelijk gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 32,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door de secretaris,
mr. H.S. van Gemert, op 11 oktober 2017.
secretaris voorzitter