Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2481/GV, 24 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2481/GV

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.O.A.N. de Vries, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 juli 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek om strafonderbreking is ten onrechte afgewezen. Klager komt - nu hij inmiddels meer dan twee derde van de hem opgelegde vrijheidsstraf heeft ondergaan en zijn vertrek uit
Nederland mogelijk kan worden gerealiseerd - in beginsel in aanmerking voor strafonderbreking als bedoeld in artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Het verzoek om strafonderbreking van de mededader van
het ernstige strafbare feit die tot betaling van hetzelfde bedrag aan schadevergoeding aan het slachtoffer is veroordeeld, is wel reeds toegekend. De mededader bevindt zich inmiddels weer in hun thuisland Polen. Het belang van het slachtoffer en de
mate
waarin de rechtsorde is geschokt door het door hem gepleegde delict staan derhalve niet in de weg aan zijn strafonderbreking. Klager is zich bewust van de ernst van zijn delict en dat prudent moet worden omgegaan met de belangen van het slachtoffer.
Hij
voelt echter ook de belangen die spelen ten aanzien van zijn eigen leven en familie. Klager verblijft sinds twee jaar in detentie. Hij heeft in die tijd goed gedrag vertoond, geen rapport gehad, deelgenomen aan de arbeid en Nederlandse les gevolgd. Er
is recent tweemaal positief beslist op verzoeken om algemeen verlof. Kennelijk is er niet gevreesd dat die verloven niet ongestoord of zonder recidive zouden verlopen. Hij heeft een goedgekeurd verlofadres. Hij is verloofd. Deze relatie is in het
belang
van de bescherming van de persoonlijke orde en het voorkomen van strafbare feiten. Zodra klager in vrijheid is gesteld, willen zij trouwen en zich samen ergens vestigen. Zijn moeder heeft een slechte gezondheid, woont in Polen en beschikt over weinig
financiën. De voortdurende detentie van haar zoon heeft een negatieve impact op haar gezondheid. Klager wil haar na zijn invrijheidstelling mentaal en financieel ondersteunen. Hij kan namelijk na zijn invrijheidstelling werken voor zijn broer die een
verantwoordelijke baan heeft in Engeland. Klager heeft in detentie een betalingsregeling getroffen voor het bedrag aan schadevergoeding dat hij aan het slachtoffer moet betalen. Door klagers geringe inkomsten tijdens detentie kan klager dit bedrag
alleen verspreid over een lange periode volledig betalen. Zodra hij voor zijn broer aan de slag gaat, zal dit bedrag in een relatief korte periode kunnen worden afgelost. Klager heeft zich eerder gehouden aan voorwaarden verbonden aan toegekende
verloven. Er is een vertrouwensbasis dat klager zich zal houden aan de voorwaarde verbonden aan een strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling. Onvoldoende is gemotiveerd waarom gevreesd moet worden dat een strafonderbreking niet
ongestoord of zonder recidive zal verlopen. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) lijkt gebaseerd op stukken van jaren geleden. In detentie heeft klager zich altijd goed gedragen. Klagers broer heeft zijn trouwdatum afgestemd op de
datum
dat klager voorwaardelijk in vrijheid zou worden gesteld, te weten 11 juli 2016. Op een gegeven moment gaf de casemanager aan dat de datum verschoven was naar de einddatum detentie. Het is voor klager en zijn familie erg belangrijk dat klager bij de
bruiloft van zijn broer op 27 augustus 2016 aanwezig is. Strafonderbreking is hiervoor noodzakelijk. Klager gebruikt geen drugs en probeert iedere dag aan zichzelf te werken. Hij wil graag met zijn vriendin een toekomst opbouwen in Engeland. Verzocht
wordt om klager in de gelegenheid te stellen het beroep mondeling toe te lichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het OM heeft negatief geadviseerd ter zake van strafonderbreking in verband met het risico van een niet ongestoord verloop als gevolg van de gestoorde of agressieve
persoonlijkheid van klager en het risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer. Er is sprake van een delict met buitensporig geweld. In het advies vrijheden van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad is eveneens negatief geadviseerd.
Klager komt in beginsel in aanmerking voor strafonderbreking ex artikel 40a van de Regeling. Het feit dat sprake is van een openstaande boete, waarvan is gesteld dat er een betalingsregeling met het CJIB is getroffen maar waarvan geen stuken zijn
aangetroffen, vormt op zichzelf nog geen omstandigheid om het verzoek om strafonderbreking af te wijzen. Op basis van de ontvangen informatie van het OM zijn er redenen die zich verzetten tegen het verlenen van strafonderbreking. De belangen van het
slachtoffer dienen zwaarder te wegen dan klagers belang bij strafonderbreking. Door klager zijn geen dusdanig bijzondere omstandigheden aangevoerd die een strafonderbreking noodzakelijk maken. Of eerdere strafonderbreking is toegekend aan de mededader
is niet bekend. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit het geval is en mocht dit al zo zijn dan doet dit niets af aan de juistheid van de onderhavige beslissing. Daarnaast wordt opgemerkt dat de Dienst Terugkeer en Vertrek heeft aangegeven geen belang te
hebben bij het ambtshalve toekennen van een strafonderbreking omdat het paspoort van klager voorhanden is.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het OM adviseert negatief ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking in verband het risico voor een niet ongestoord verlof als gevolg van de agressieve of gestoorde persoonlijkheid van klager - klager heeft buitensporig geweld gebruikt bij het
door hem gepleegde misdrijf - en het risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer of anderszins betrokkenen.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft klagers gedrag in de p.i. positief beschreven en negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking in verband met het negatieve advies van het OM.
De Dienst Terugkeer en Vertrek heeft aangegeven dat er geen ambtshalve strafonderbreking zal worden aangevraagd omdat het paspoort voorhanden is, door klager € 7.296,= dient te worden betaald aan het slachtoffer en het OM niet toestaat dat de straf
wordt onderbroken.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht het beroep mondeling toe te kunnen lichten. Nu dit verzoek niet met redenen is omkleed en de beroepscommissie zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst zij het verzoek af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van veertig maanden met aftrek wegens gekwalificeerde diefstal en zware mishandeling. De einddatum van de detentie is thans bepaald op 15 augustus 2017.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. In artikel 40a van de Regeling is bepaald dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft strafonderbreking voor
onbepaalde tijd kan worden verleend. Uit de nota van toelichting bij artikel 40a wordt duidelijk dat er redenen kunnen zijn die zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de belangen van
slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde is geschokt door het gepleegde delict.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking om in Engeland te gaan wonen en werken opdat hij zijn moeder financieel kan steunen en de hem opgelegde schadevergoeding sneller kan betalen. Voorts zou hij bij het huwelijk van zijn broer op 27 augustus 2016
aanwezig willen zijn.

Door de Staatssecretaris is onderkend dat klager in beginsel in aanmerking komt voor strafonderbreking ex artikel 40a van de Regeling en dat het feit dat sprake is van een openstaande geldboete op zichzelf geen omstandigheid vormt om het verzoek om
strafonderbreking af te wijzen. Klagers verzoek is door de Staatssecretaris met name afgewezen op grond van het negatieve advies van het OM waarin wordt gesteld dat er vrees is voor een niet ongestoord verlof als gevolg van de agressieve of gestoorde
persoonlijkheid van klager - klager heeft buitensporig geweld gepleegd bij het door hem gepleegde misdrijf - en het risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer of anderszins betrokkenen. De directeur van de p.i. Lelystad heeft op grond van
het advies van het OM ondanks klagers positieve gedrag in de p.i. eveneens negatief geadviseerd ter zake van strafonderbreking.

Door klagers raadsvrouw is aangevoerd dat aan klager recent tweemaal algemeen verlof is verleend welke goed zouden zijn verlopen en dat klager zich in detentie steeds goed heeft gedragen. Gelet hierop is niet duidelijk op grond waarvan de
Staatssecretaris meent dat niettemin gevreesd moet worden voor een niet ongestoord verlof. Voorts voert zij aan dat klagers mededader ondanks het medeplegen van hetzelfde excessieve geweld en het feit dat hem dezelfde schadevergoeding is opgelegd wel
strafonderbreking ex artikel 40a van de Regeling is verleend.

De beroepscommissie is van oordeel dat het op de weg van de Staatssecretaris had gelegen en ligt om nadere informatie te verstrekken zowel over het nog van kracht zijn van de door hem genoemde contra-indicaties voor
verlofverlening/strafonderbreking als ook over de belangen van de slachtoffers en eventuele nabestaanden in dezen, mede gelet op hetgeen door de raadsvrouw is gesteld over eerder verleend algemeen verlof aan klager. Nu hier niet op is
ingegaan, rust de beslissing van de Staatssecretaris niet op goede gronden. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen een
nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van vier weken. Zij ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven