Nummer: 16/2878/GB
Betreft: [Klager] datum: 23 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager om uitstel van de melddatum van 1 september 2016, waarop hij zich in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel moet melden, afgewezen.
2. De feiten
Klager is op 28 april 2016 opgeroepen zich op 1 september 2016 te melden in de p.i. Krimpen aan den IJssel voor het ondergaan van 95 dagen gevangenisstraf. Op 6 augustus 2016 heeft klager verzocht om uitstel, dat op 17 augustus 2016 is afgewezen.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij moet zich op 1 september 2016 melden, maar verzoekt om uitstel tot 2 januari 2017 in verband met zijn baan. Hij geeft te kennen dat het momenteel erg druk is op zijn werk en hij daardoor niet in
staat is zijn werkzaamheden 95 dagen neer te leggen. Dit zou hem zijn baan kosten. Vanaf januari 2017 breekt een rustiger periode aan op zijn werk en het zou voor hem geen probleem zijn dan zijn detentie uit te zitten. Klagers werkgever onderschrijft
in
een formeel schrijven dat het momenteel zeer druk is en dat klager vanaf januari 2017 gemist kan worden op het werk om zijn detentie uit te zitten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Een verzoek tot uitstel kan om verschillende redenen worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Slechts in
uitzonderlijke omstandigheden wordt derhalve uitstel verleend. Nu verzocht wordt om uitstel van meer dan zes maanden, heeft de selectiefunctionaris de advocaat-generaal van het ressortsparket Den Bosch om advies gevraagd. De advocaat-generaal heeft te
kennen gegeven dat hij onvoldoende grond voor uitstel van de melddatum van klager tot 2 januari 2017 ziet. Klager heeft volgens de selectiefunctionaris voldoende tijd gehad zich voor te bereiden op de opgelegde gevangenisstraf, daar hij hiervan sinds
16
maart 2016 op de hoogte is. De selectiefunctionaris meent daarenboven dat uitstel voor klager geen uitkomst biedt, nu de detentie – gelet op de duur van 95 dagen – per definitie gevolgen zal hebben voor klagers dienstverband.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Klager verzoekt om uitstel voor een langere periode dan zes maanden. De selectiefunctionaris heeft – conform bijlage 2 van de Aanwijzing executie van het College van procureurs-generaal (Staatscourant 2014, nr. 37617, p. 23) – inzake klagers
verzoek tot uitstel overleg gepleegd met de advocaat-generaal van het ressortsparket Den Bosch. De advocaat-generaal heeft aangegeven onvoldoende reden te zien het verzoek tot uitstel in te willigen. De beroepscommissie stelt bovendien vast dat klager
op 8 april 2016 was opgeroepen zich op 27 mei 2016 te melden. De selectiefunctionaris heeft vervolgens naar aanleiding van een door klager ingediend bezwaarschrift conform diens verzoek uitstel verleend tot 1 september 2016 ten einde klager in staat te
stellen voorzieningen te treffen voor zijn werk. Niet is gebleken welke stappen klager sindsdien heeft ondernomen. Voorts heeft klager, gelet op het eerder ingewilligde uitstelverzoek, voldoende gelegenheid gehad te anticiperen op zijn aankomende
detentie.
Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 23 augustus 2016.
secretaris voorzitter