nummer: 15/3866/GA
betreft: [klager] datum: 22 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder ook te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 november 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2016, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klagers, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens.
De directeur van de p.i. Middelburg is niet ter zitting verschenen.
Bij tussenuitspraak van 1 juli 2016, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht, is de behandeling van de zaak aangehouden opdat de directeur van de p.i. Middelburg de onder punt 3. van de tussenuitspraak vermelde informatie aan de
beroepscommissie zou verstrekken.
Op 18 juli 2016 is een reactie van klagers raadsvrouw op de tussenuitspraak ontvangen.
Op 25 juli 2016 is een reactie van de directeur op de tussenuitspraak ontvangen.
Bovenvermelde stukken zijn toegestuurd aan beide partijen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het structureel te weinig arbeidsloon betalen aan klager.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag is op 18 juni 2015 ingediend. Volgens de beklagcommissie kon geen beklag meer worden ingediend met betrekking tot 2014 en zij heeft geoordeeld dat het beklag slechts kan zien op de periode die aanvangt twee weken voorafgaand aan het indienen
van het beklag. Het betreft een situatie die tot de zitting van de beklagcommissie heeft voortgeduurd. In plaats van 175% van het basisuurloon is 150% uitbetaald. Klager ontving vanaf 18 juni 2015 150% van het basisuurloon, terwijl hij in een
plusregime
verbleef, een baantje had en een cursus schoonmaken volgde. Een medegedetineerde die twee weken nadat klager in januari 2016 gestopt was met zijn werk in de keuken en die dezelfde cursus deed, ontving wel 175% van het basisuurloon. De inrichting heeft
ingezien dat ze verkeerd bezig waren. Klager ontvangt nu wel 175%.
Gespecificeerde lijsten van door klager gewerkte uren worden ter zitting aan de beroepscommissie overgelegd. Verzocht wordt om de gemiste toeslagen alsnog uit te betalen en tevens een tegemoetkoming aan klager toe te kennen.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft klagers raadsvrouw in een brief van 18 juli 2016 als volgt gereageerd.
In de tussenuitspraak is onder punt 3. abusievelijk vermeld dat klager in de periode van twee weken voorafgaand aan 18 juni 2015 tot de datum van de uitspraak van de beklagcommissie onterecht 25% minder aan toeslagen heeft ontvangen. Klager heeft pas
per 1 januari 2016 de toeslag op het basisuurloon ontvangen. Verzocht wordt om dit punt aan te passen.
De directeur heeft in beroep in de reactie van 22 juli 2016 op de tussenuitspraak een nadere inhoudelijke toelichting gegeven op zijn standpunt tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij daarbij een overzicht verstrekt van klagers geregistreerde
werkuren in de periode van 4 juni 2015 tot en met 6 november 2015.
3. De beoordeling
De directeur heeft niet zoals door de beroepscommissie in de tussenuitspraak van 1 juli 2016 is verzocht expliciet gereageerd op de juistheid van de door klager overgelegde lijsten met uitbetaalde bedragen en gewerkte uren. De directeur heeft
daarentegen een inhoudelijk verweer gevoerd tegen de beoordeling van het beroep door de beroepscommissie in de tussenuitspraak. In de procedure bij de beroepscommissie is van de zijde van de directeur eerder noch schriftelijk noch mondeling ter zake
enig verweer gevoerd. Voor een inhoudelijk verweer is echter in dit stadium van de procedure geen plaats meer nu – zoals in de tussenuitspraak al is opgenomen – de beroepscommissie reeds heeft geoordeeld dat de verschillende toeslagen gecumuleerd
hadden
moeten worden en dat de verschuldigdheid van de toeslagen daarmee al vaststaat. De beroepscommissie zal de reactie van de directeur dan ook onbesproken laten. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager gedurende de periode vanaf 4 juni 2015
tot 1 januari 2016 onterecht te weinig arbeidsloon inclusief toeslag ontvangen.
Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal nu de ondervonden schade niet eenvoudig is vast te stellen een tegemoetkoming voor het ondervonden ongemak toekennen van € 70,=. Met een onderbouwd verzoek tot daadwerkelijke schadevergoeding kan klager zich richten tot de
directeur van de inrichting of de civiele rechter.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 70,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 augustus 2016.
secretaris voorzitter