Nummer: 16/1916/GB
Betreft: [Klager] datum: 22 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H.J. Bals, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Torentijd van de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg (hierna: locatie Torentijd) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 21 maart 2016 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Zoetermeer.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is afkomstig uit Vlissingen, waar tevens zijn familie – in het bijzonder zijn gezin – woont. Klagers vrouw kampt met diverse medische en psychische klachten, waardoor zij niet in staat is
klager zelfstandig te bezoeken en altijd afhankelijk is van derden. Klager kampt zelf ook met psychische problemen. Daardoor raakt hij in het h.v.b. waar hij verblijft in een isolement. Zou klager naar Middelburg worden overgeplaatst, dan kunnen zijn
vrouw en kinderen hem met grotere regelmaat bezoeken, hetgeen een positieve uitwerking op zijn psychische klachten zal hebben. Voor zover het verzoek tot overplaatsing is afgewezen vanwege het bezwaar van het Openbaar Ministerie (OM) dat in het h.v.b.
van de locatie Torentijd medeverdachten van klager verblijven, stelt klager dat geen beperkende maatregelen zijn opgelegd en dat het onderzoek in zijn zaak reeds is afgerond.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De medische noodzaak tot overplaatsing – de medische en psychische klachten van klagers vrouw ten gevolge waarvan zij hem niet zelfstandig kan bezoeken – is
getoetst door het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA). Dit resulteerde in een op 12 mei 2016 uitgebracht negatief advies. Blijkens dit advies is de mobiliteit van klagers vrouw goed en zijn er geen medische redenen waarom zij niet tot reizen
in staat zou zijn. Het BIMA acht een overplaatsing op medische gronden daarom niet geïndiceerd. Daarenboven is klager ingesloten voor het arrondissementsparket Rotterdam. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden voorlopig gehechten die in afwachting zijn van berechting geplaatst in een h.v.b., bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Het OM heeft op 12 mei 2016
bovendien laten weten bezwaar te hebben tegen de overplaatsing van klager, nu in het h.v.b. van de locatie Torentijd medeverdachten van klager verblijven. In dit stadium van de detentie van klager acht het OM een plaatsing samen met medeverdachten
onwenselijk. De selectiefunctionaris acht een overplaatsing naar het h.v.b. van de locatie Torentijd niet aan de orde, nu klager in het belang van het strafrechtelijk onderzoek niet overgeplaatst kan worden en bovendien geen medische grond voor
overplaatsing aanwezig is.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Klager heeft een verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. van de locatie Torentijd ingediend. Zijn vrouw zou gezien haar medische toestand niet in staat zijn klager zelfstandig te bezoeken. Klager is als preventief gehechte ingesloten voor het
arrondissementsparket Rotterdam. Uitgangspunt conform artikel 24, eerste lid van de Regeling is dat preventief gehechten in afwachting van berechting in een h.v.b. gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging worden geplaatst. Het OM
heeft – daar in het h.v.b. van locatie Torentijd medeverdachten van klager verblijven – overplaatsing bezwaarlijk geacht vanwege het risico van collusie.
4.3. Voor zover klager bezoekproblemen aan zijn beroepschrift ten grondslag legt, overweegt de beroepscommissie dat dergelijke problemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium
vormen. De door klager gestelde bezoekproblematiek geeft de beroepscommissie geen aanleiding tot een ander oordeel te komen, nu het BIMA geen medische gronden voor overplaatsing aanwezig acht. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde
gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 22 augustus 2016.
secretaris voorzitter