Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2866/GB, 22 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2866/GB

Betreft: [Klaagster] datum: 22 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. Visser, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 11 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich op 30 augustus 2016 te melden in de locatie Ter Peel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 2 augustus 2016 is klaagster opgeroepen zich op 30 augustus 2016 te melden in de locatie Ter Peel voor het ondergaan van 1720 dagen gevangenisstraf. Op 9 augustus 2016 is namens klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 11 augustus
2016
ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Nu klaagster op zowel het psychische als het somatische vlak met complexe problematiek te kampen heeft, stelt zij zich op het standpunt niet detentiegeschikt te zijn. De medisch adviseur van
het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) heeft klaagster herhaaldelijk detentiegeschikt geacht. De problematiek van klaagster heeft thans echter zodanige vormen aangenomen dat haar psychiater haar – na een mislukte poging tot zelfdoding op 12
augustus 2016 – als acuut suïcidaal kwalificeert. Klaagster is thans vierentwintig uur per dag onder toezicht gesteld. Daarmee wordt getracht te voorkomen dat zij zich alsnog van het leven zal benemen. Klaagster meent dat dergelijk toezicht in detentie
vrijwel uitgesloten is. Daardoor bestaat een reële kans dat zij in detentie opnieuw een poging tot zelfdoding zal ondernemen. Klaagster stelt zich op het standpunt dat het ondergaan van detentie op dit moment onverantwoord is, nu het belang van het
ondergaan van detentie niet tegen het belang van bescherming van het haar leven kan opwegen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris erkent de medische en psychische toestand van klaagster en heeft om die reden geadviseerd klaagster bij aanvang van haar detentie zo spoedig
mogelijk door te geleiden naar een inrichtingspsycholoog, die kan beoordelen of zij in aanmerking komt voor plaatsing in een Extra Zorgvoorziening (EZV) of een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). De therapie die klaagster thans ondergaat, is
steunend en structurerend van aard en kan door een inrichtingspsycholoog vervolgd worden, aldus de medisch adviseur van het BIMA. Specialistische ambulante zorg kan – indien nodig – worden ingekocht. De benodigde medicamenteuze therapie en overige zorg
kunnen vanuit de inrichting geleverd worden en afspraken met de specialist kunnen in detentie doorgang vinden. Klaagster kan bovendien onder cameratoezicht gesteld worden, hetgeen volgens de selectiefunctionaris voorziet in de instructie van klaagsters
psychiater. Klaagster is daarenboven reeds sinds 5 januari 2015 op de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf en heeft derhalve voldoende tijd gehad om zich voor te bereiden op de tenuitvoerlegging hiervan.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Ter Peel is een gevangenis voor vrouwen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klaagster, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De beroepscommissie overweegt als volgt. De selectiefunctionaris heeft – alvorens klaagster op te roepen zich op 30 augustus 2016 te melden in de locatie Ter Peel – bij het BIMA advies over de detentiegeschiktheid van klaagster ingewonnen. Bij
het beoordelen van de detentiegeschiktheid is gekeken naar de vraag of de benodigde zorg in detentie kan worden geboden. De medisch adviseur van het BIMA heeft laatstelijk op 28 juli 2016 – conform de adviezen van 6 april 2016 en 16 juni 2016 –
positief
geadviseerd ten aanzien van klaagsters detentiegeschiktheid. Dit is gebaseerd op de ontvangen informatie van de psychiater en psycholoog van 20 juni 2016 en op overleg met een psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensisch Psychiatrie en
Psychologie van 5 juli 2016. De therapie die klaagster thans ondergaat, kan door een inrichtingspsycholoog worden vervolgd, daar deze steunend en structurerend van aard is. Daarenboven kan eventuele specialistische ambulante zorg worden ingekocht en
kunnen afspraken met de specialist in detentie doorgang vinden. Gelet op het vorenoverwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet als onredelijk of onbillijk
kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 22 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven