nummer: 16/1493/GA
betreft: [...] datum: 18 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 april 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, betreffende het dagprogramma,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Almere in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Klagers klacht heeft betrekking op het dagprogramma dat hem wordt aangeboden. Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie, waaronder RSJ 16 juli 2015, 15/0642/GA, overweegt de beroepscommissie als volgt.
De klacht ziet op een algemene voor alle in de inrichting in het basisprogramma verblijvende gedetineerden geldende regel. Tegen een dergelijke regel staat geen beklag open, tenzij sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving. Naar het oordeel
van de beroepscommissie is dat niet het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager ten tijde van de bestreden beslissing verbleef in een regime van beperkte gemeenschap. Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan gedetineerden die verblijven in
een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek aangeboden. Voor wat betreft het regime van beperkte gemeenschap zijn in de Pm enkel eisen gesteld ten aanzien van de duur van het activiteitenprogramma en
niet ten aanzien van de duur van het dagprogramma. In een regime van beperkte gemeenschap valt het activiteitenprogramma veelal samen met het dagprogramma.
Klager klaagt erover dat het dagprogramma minder dan 43 uren bedraagt. Gesteld noch gebleken is dat het dagprogramma minder dan 18 uren zou bedragen en dientengevolge in strijd zou zijn met het bepaalde in artikel 3 van de Pm.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat het dagprogramma in strijd is met hogere wet- of regelgeving en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 18 augustus 2016
secretaris voorzitter