Nummer: 12/4058/GB
Betreft: [klager] datum: 14 februari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Yesilgöz, namens
[..... ], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 december 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager naar unit 1 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
2. De feiten
Klager is sedert 28 augustus 2010 gedetineerd. Op 27 augustus 2012 is klager
geplaatst in unit 1 van de p.i. Vught, een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (b.p.g.-afdeling) met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris voert twee gronden aan die een verblijf van klager op de b.p.g.-afdeling zouden moeten rechtvaardigen, namelijk het belang van een ongestoorde rechtsgang en het risico op onrust in verband met de media-aandacht in verband met de te verwachten uitspraak op 29 januari 2013 in de Passagezaak. Deze gronden zijn in de eerdere procedures reeds aangevoerd. Klager bevindt zich niet in voorlopige hechtenis voor de Passagezaak. In de eerdere procedures heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de gronden die gestoeld zijn op de Passagezaak niet aan de orde zijn en een verblijf op de b.p.g.-afdeling niet kunnen rechtvaardigen. Ruim voor de uitspraak van de beroepscommissie van 7 december 2012, namelijk op de laatste zittingsdag van de Passagezaak op 12 november 2012, was het de selectiefunctionaris bekend dat het vonnis vermoedelijk op 29 januari 2013 gewezen zal worden. Telefonische informatie van het bureau Selectiefunctionarissen heeft uitgewezen dat de Staatssecretaris simpelweg geweigerd zou hebben klager over te plaatsen vanuit de b.p.g.-afdeling. De selectiefunctionaris lijkt geen gevolg te willen geven aan de beslissing van de beroepscommissie. Zeker nu het niet de eerste keer is dat een beslissing wordt genomen die in strijd is met de beslissing van de beroepscommissie, heeft klager de stellige indruk dat moedwillig in strijd met de bedoeling van de uitspraken van de beroepscommissie wordt gehandeld. Het kennelijke doel is klager zo lang mogelijk in een zo zwaar mogelijk regime te houden. De kortgedingrechter is zeer restrictief met het interpreteren van de beslissingen van de beroepscommissie. Klager verzoekt de beroepscommissie om een zo concreet en zo dwingend mogelijke beslissing te nemen, zodat deze niet door interpretatie kan worden omzeild. Klager verzoekt zijn standpunt mondeling te mogen toelichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De b.p.g.-afdeling is in de plaats gekomen van de Landelijke afzonderingsafdeling (LAA), de Landelijke afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (LABG) en de afdeling voor beperkt gemeenschap geschikten (BGG). Blijkens de productspecificatie hebben de b.p.g.-afdelingen mede tot doel het realiseren van een ongestoorde rechtsgang. De oude BGG-afdeling, waarvan de b.p.g.-afdeling de opvolger is, is ook bestemd voor personen die om andere redenen (dan beheersproblemen) niet geschikt zijn voor een regime van algehele gemeenschap. De b.p.g.-afdelingen zijn in algemene zin, dus om uiteenlopende redenen, bestemd voor gedetineerden die ongeschikt zijn voor een regime van beperkte gemeenschap. De in de productspecificatie gegeven opsomming is niet limitatief. Het feit dat klager wat betreft de Passagezaak de rechtsgang nog kan verstoren wordt door hem niet betwist. Het belang van een ongestoorde rechtsgang staat los van de opheffing van de voorlopige hechtenis in de Passagezaak. De overheid is verantwoordelijk voor een ongestoorde rechtsgang, nu klager gedetineerd is. Niet relevant is op welke titel klager gedetineerd zit.
Eerst op 20 december 2012 heeft de rechtbank medegedeeld zich tot het uiterste te zullen inspannen om op 29 januari 2013 uitspraak te doen. Daarvoor bestond hierover onduidelijkheid. De opmerking dat moedwillig in strijd met de uitspraken van de beroepscommissie wordt gehandeld werpt de selectiefunctionaris verre van zich. Vanuit een positieve grondhouding wordt bezien of klager in ruimere mate met andere gedetineerden kan verkeren.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht zijn beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu dit onvoldoende is onderbouwd. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
4.2. In haar uitspraak van 7 december 2012 (12/3270/GB) heeft de beroepscommissie het door klager ingestelde beroep tegen de beslissing op het bezwaarschrift van de selectiefunctionaris van 16 oktober 2012 gegrond verklaard, deze beslissing vernietigd en de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Op 28 december 2012 heeft de selectiefunctionaris andermaal besloten klager te plaatsen op de b.p.g.-afdeling van de p.i. Vught, echter thans enkel op de grond dat een plaatsing op deze afdeling in het belang is van een ongestoorde rechtsgang en in verband met de te verwachten uitspraak in de Passagezaak op 29 januari 2013. Onder het belang van een ongestoorde rechtsgang verstaat de selectiefunctionaris het voorkomen van beïnvloeding van medeverdachten en/of getuigen.
4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. De beroepscommissie is van oordeel dat uit de stukken onvoldoende de noodzaak van een plaatsing van klager in een individueel regime is gebleken. Zo blijft onduidelijk of klager daadwerkelijk medeverdachten en/of getuigen heeft beïnvloed en of ter voorkoming daarvan de plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. Klager staat immers op de GVM-lijst en wordt – naar de beroepscommissie aanneemt - onderworpen aan tal van toezichtsmaatregelen in zijn contacten met de buitenwereld. Eveneens onduidelijk blijft of in het belang van een ongestoorde rechtsgang ook en misschien zelfs in zijn geheel kan worden voorzien door vorenbedoelde toezichtsmaatregelen. Anders gezegd: dat naast de "GVM-maatregelen" per se plaatsing in een individueel regime noodzakelijk zou zijn ter waarborging van een ongestoorde rechtsgang is niet onderbouwd en de beroepscommissie neemt die noodzaak daarom ook niet aan. Op geen enkele manier wordt duidelijk gemaakt waarom -met toepassing van voormelde maatregelen- niet volstaan kan worden met plaatsing in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een hoog beveiligingsniveau (zoals door het MDO van de inrichting in het advies van 6 december 2012 ook wordt geadviseerd) of met plaatsing in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap.
De selectiefunctionaris voert aan dat in een individueel regime het belang van een ongestoorde rechtsgang het beste kan worden gediend. Het enkele gegeven dat het belang van een ongestoorde rechtsgang wellicht het beste gediend kan worden bij plaatsing in een individueel regime rechtvaardigt, los van de gerechtvaardigde belangen van klager, nog niet zonder meer afwijking van het in de Pbw neergelegde uitgangspunt dat gedetineerden in beginsel in een regime van algehele gemeenschap dan wel beperkte gemeenschap worden geplaatst. Een belangenafweging dienaangaande ontbreekt ten enenmale in de bestreden beslissing. Hier komt bij dat vanwege het in artikel 2, vierde lid, van de Pbw neergelegde beginsel van minimale beperkingen niet voor het meest restrictieve regime kan worden gekozen als andere middelen, die minder verstrekkend zijn, tot eenzelfde resultaat kunnen leiden. Hetzelfde geldt voor de door de selectiefunctionaris aangevoerde grond van mogelijke onrust na de te verwachten uitspraak in de Passagezaak op 29 januari 2013. Inmiddels is op dit punt bekend dat de rechtbank klager in de Passagezaak heeft vrijgesproken van de aantijgingen op het punt van de liquidaties, terwijl de rechtbank al eerder de voorlopige hechtenis van klager in die Passagezaak had opgeheven.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van een week na ontvangst daarvan. De beroepscommissie is van oordeel dat de nieuwe beslissing in ieder geval dient in te houden een overplaatsing van klager uit de b.p.g.-afdeling van de p.i. Vught naar een inrichting met een regime van algehele of beperkte gemeenschap. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van een week na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 14 februari 2013
secretaris voorzitter