Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3983/TB en 16/1743/TB (tussenbeslissing), 18 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 15/3983/TB en 16/1743/TB (tussenbeslissing)

betreft: [klaagster] datum: 18 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door de toenmalige raadsvrouw [...] en de
huidige raadsman mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen beslissingen van 20 november 2015 en 12 mei 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juli 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Na de zitting zijn nog drie brieven van klaagster ontvangen, waarvan de beroepscommissie voorafgaande aan het nemen van deze beslissing kennis heeft genomen. Deze brieven zijn ter kennisneming doorgezonden naar de Staatssecretaris.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft:
a. de beslissing van de Staatssecretaris van 20 november 2015 tot overplaatsing van klaagster van FPK De Woenselse Poort te Eindhoven (hierna: De Woenselse Poort) naar Hoeve Boschoord, thans Trajectum Noord (hierna: Trajectum) geheten.
b. de beslissing van de Staatssecretaris van 12 mei 2016 tot overplaatsing van klaagster van Trajectum naar FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: Van der Hoeven Kliniek).

2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 28 april 2014 is klaagster opgenomen in De Woenselse Poort. Bij beslissing van 23 maart 2015 heeft de
Staatssecretaris klaagsters verzoek om overplaatsing naar Trajectum of FPC Oostvaarderskliniek afgewezen. De beroepscommissie heeft bij uitspraak RSJ
22 oktober 2015, 15/1175/TB klaagsters beroep tegen de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.
Op 20 november 2015 heeft de Staatssecretaris beslist klaagster over te plaatsen naar Trajectum. Deze overplaatsing is op 25 november 2015 gerealiseerd. Tegen deze beslissing is op 27 november 2015 beroep ingesteld.
Op 12 mei 2016 heeft de Staatssecretaris, mede naar aanleiding van de uitkomsten van een op 23 maart 2016 omtrent klaagster gehouden zorgconferentie, beslist klaagster over te plaatsen naar de Van der Hoeven Kliniek. Deze overplaatsing is op 19 mei
2016
gerealiseerd. Tegen deze beslissing is op 20 mei 2016 beroep ingesteld.

3. De standpunten
Door en namens klaagster zijn de beroepen – samengevat en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klaagster wil graag terug naar Trajectum, bij voorkeur de locatie Eefde. Aanvankelijk had zij bezwaar tegen haar overplaatsing van De Woenselse Poort
naar Trajectum, maar inmiddels is klaagster erachter dat Trajectum de inrichting is die het beste bij haar past. Die inrichting heeft veel ervaring met verstandelijk beperkte patiënten, zoals klaagster, en ging goed om met klaagsters verstandelijke
beperking en epilepsie. Zij volgde daar een programma en mocht hele dagen samen met medepatiënten op de groep verblijven. Het beroep tegen de beslissing van de Staatssecretaris (als vermeld onder a.) tot overplaatsing naar Trajectum wordt evenwel niet
ingetrokken. Mocht immers terugplaatsing naar Trajectum niet tot de mogelijkheden behoren, dan wil klaagster namelijk weer terug naar De Woenselse Poort. Klaagster is in de Van der Hoeven Kliniek – waar ze thans verblijft – niet op haar plaats. Sinds
haar binnenkomst in de Van der Hoeven Kliniek wordt zij hele dagen afgezonderd in haar kamer, zoals ook blijkt uit de ter zitting door klaagster getoonde stukken. In de Van der Hoeven Kliniek wordt haar niet de mogelijkheid geboden samen met
vrouwelijke
medeverpleegden op de afdeling te verblijven, terwijl de gedachte achter de overplaatsing juist was dat klaagster baat zou hebben bij het functioneren in een groep met vrouwelijke medeverpleegden. Haar worden ook geen programmaonderdelen en therapieën
aangeboden, zodat geen behandeling plaatsvindt. De Van der Hoeven Kliniek is onvoldoende geëquipeerd voor klaagsters verstandelijke beperking en epilepsie. Hoewel uit verschillende onderzoeken is gebleken dat klaagster verstandelijk beperkt is, gelooft
de Van der Hoeven Kliniek dit niet, waardoor een constante strijd gaande is over klaagsters intelligentieniveau. Om aan te tonen dat ze wel degelijk op verstandelijk beperkt niveau functioneert, is klaagster bereid nadere intelligentieonderzoeken te
ondergaan. Voorts gaat de Van der Hoeven Kliniek niet goed om met haar epilepsie. Klaagster wordt in haar kamer opgesloten en alleen gelaten als zij een absence heeft of als kenmerken daarvan zichtbaar zijn, terwijl uit een brochure van het
epilepsiefonds blijkt dat de patiënt in een dergelijke geval nooit alleen gelaten mag worden.
Het is juist dat klaagster op enig moment heeft verklaard dat zij niet verstandelijk beperkt is en dat zij in Trajectum seksuele contacten heeft gehad met mannelijke patiënten. Deze verklaringen zijn op advies van haar toenmalige advocaat afgelegd op
het moment dat klaagster nog bezwaren had tegen haar verblijf in Trajectum. Echter, deze verklaringen zijn in strijd met de waarheid afgelegd, met het doel een overplaatsing vanuit Trajectum te bewerkstelligen. Nu hetgeen klaagster heeft verklaard niet
juist is, mogen deze verklaringen niet tegen haar worden gebruikt. Ook is het juist dat klaagster na de zorgconferentie in maart 2016 – waarbij zij overigens niet aanwezig was – op advies van haar toenmalige advocaat had ingestemd met een overplaatsing
van Trajectum naar de Van der Hoeven Kliniek. Deze instemming is eveneens gegeven op het moment dat klaagster nog bezwaar had tegen haar verblijf in Trajectum. Nog voordat de overplaatsingsbeslissing was genomen, heeft zij deze instemming weer
ingetrokken en laten weten in Trajectum te willen blijven, zoals ook blijkt uit de brief van 30 april 2016 van haar vertrouwenspersoon. Na een intakegesprek met de Van der Hoeven Kliniek was klaagster er namelijk achter gekomen dat het beeld dat haar
toenmalige advocaat van de Van der Hoeven Kliniek had geschetst rooskleuriger was dat het in werkelijkheid was. Aan de destijds gegeven instemming kan zij nu dus niet meer worden gehouden.
Klaagsters overplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek is mede ingegeven door het feit dat deze inrichting op redelijke afstand ligt van de woonplaats (Best) van het pleeggezin waarin klaagsters zoontje verblijft. Inmiddels heeft het pleeggezin laten
weten bereid te zijn op regelmatige basis (één keer per zes weken) op bezoek te gaan bij klaagster, ongeacht in welke inrichting klaagster verblijft. Het argument dat klaagster bij voorkeur in een inrichting dichtbij de woonplaats van het pleeggezin
dient te verblijven, geldt thans dus niet meer.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Op 20 november 2015 is, mede naar aanleiding van de uitspraak van de RSJ van 22 oktober 2015, 15/1175/TB, besloten klaagster over te plaatsen van De Woenselse
Poort naar Trajectum, omdat een langer verblijf van klaagster in De Woenselse Poort een reëel risico voor de continuïteit van klaagsters behandeling vormde vanwege haar onwenselijke contacten met mannelijke medepatiënten. Bovendien hadden de
deskundigen
van het Pieter Baan Centrum (PBC) eerder al geadviseerd klaagster op te nemen in Trajectum. Dit is destijds niet gebeurd omdat klaagster weerstand had tegen een verblijf in Trajectum. Op 20 november 2015 bestond die weerstand niet meer en had klaagster
zelfs de wens overgeplaatst te worden naar Trajectum.
Vrijwel direct nadat klaagster, conform haar voorkeur, was overgeplaatst naar Trajectum heeft ze te kennen gegeven weer terug te willen naar De Woenselse Poort. Op 23 maart 2016 heeft een zorgconferentie plaatsgevonden waarbij klaagsters toenmalige
advocaat en vertegenwoordigers van De Woenselse Poort, Trajectum en de Van der Hoeven Kliniek aanwezig waren. Tijdens die zorgconferentie zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen en is de uitslag van een bij klaagster uitgevoerd intelligentieonderzoek –
waaruit bleek dat klaagster zwakbegaafd is, maar niet verstandelijk beperkt – besproken. De uitkomst van de zorgconferentie was dat een terugplaatsing naar De Woenselse Poort onwenselijk was vanwege het risico op terugval in oude gedragspatronen en
moeilijkheden ten aanzien van het toedienen van anticonceptie. Een langer verblijf in Trajectum behoorde tot de mogelijkheden, maar had als nadeel de lange reisafstand tot Best (de woonplaats van het pleeggezin van klaagsters zoontje) alsmede de
mogelijke ondervraging in de behandeling aldaar. Een overplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek werd als beste optie beschouwd, vanwege de korte(re) reisafstand tot Best en de mogelijkheid klaagster te plaatsen op een afdeling waar veel vrouwen
verblijven. Klaagster kon daar ook de noodzakelijke nieuwe start maken. Klaagster kon zich aanvankelijk verenigen met een overplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek, maar heeft helaas nu toch weer bezwaren tegen haar verblijf daar. Het is kenmerkend
voor klaagster dat zij steeds niet tevreden is met de inrichting waarin zij verblijft en terug wil naar de vorige inrichting. De Staatssecretaris ziet evenwel geen aanleiding klaagster wederom over te plaatsen. Het is zaak dat de behandeling snel weer
wordt opgestart. De observatieperiode in de Van der Hoeven Kliniek bedraagt in totaal drie maanden en is dus bijna ten einde. Daarna zal klaagster een dagprogramma met behandelonderdelen en therapieën krijgen.

4. De beoordeling
Klaagsters ‘inrichting van voorkeur’ is de afgelopen periode nogal eens gewijzigd. Toen klaagster in De Woenselse Poort verbleef, wilde zij overgeplaatst worden naar Trajectum. Nadat klaagster conform die wens was overgeplaatst naar Trajectum, wilde
zij
aanvankelijk weer teruggeplaatst worden naar De Woenselse Poort en later, toen terugplaatsing naar De Woenselse Poort niet bleek te gaan lukken, wilde zij overgeplaatst worden naar de Van der Hoeven Kliniek. Thans verblijft klaagster in de Van der
Hoeven Kliniek en wil zij weer teruggeplaatst worden naar Trajectum (of, als dat niet mogelijk is, naar De Woenselse Poort). Voorts heeft klaagster in de afgelopen periode, afhankelijk van de inrichting waarnaar haar voorkeur op dat moment uitging,
nogal eens wisselende mededelingen gedaan en verklaringen gegeven – waarvan sommige later weer zijn ingetrokken – over haar intelligentieniveau, epilepsie en (seksuele) contacten met mannelijke medeverpleegden. Zo heeft klaagster op het moment dat zij
teruggeplaatst wilde worden van Trajectum naar De Woenselse Poort meegedeeld niet verstandelijk beperkt te zijn, terwijl zij zich op dit moment – nu zij teruggeplaatst wil worden van de Van der Hoeven Kliniek naar Trajectum – op het standpunt stelt dat
zij wel verstandelijk beperkt is.

In het verleden zijn bij klaagster diverse intelligentieonderzoeken uitgevoerd. Daaruit zijn wisselende resultaten naar voren gekomen en er waren aanwijzingen dat klaagster bewust had ondergepresteerd. Op 16 maart 2016 is daarom opnieuw een
intelligentieonderzoek bij klaagster uitgevoerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat zij in het algemeen op zwakbegaafd niveau functioneert. Bij een aantal testonderdelen heeft zij evenwel op de grens van zwakbegaafd en verstandelijk beperkt
niveau gescoord.

Op 23 maart 2016 is een zorgconferentie over klaagster gehouden. Uit het hiervan opgemaakte verslag komt naar voren dat vanwege de resultaten van het intelligentieonderzoek een behandeling in zowel Trajectum als in de Van der Hoeven Kliniek tot de
mogelijkheden behoorde. De keuze voor de Van der Hoeven Kliniek is uiteindelijk niet zozeer door behandelinhoudelijke argumenten ingegeven, maar meer door het praktische argument van de korte(re) reistijd en -afstand tussen de woonplaats van het
pleeggezin van haar zoontje en de kliniek, zo volgt uit het verslag van de zorgconferentie.
De beroepscommissie acht het, gelet op de specifieke problematiek van klaagster, van groot belang dat klaagster in de inrichting verblijft die vanuit behandelinhoudelijk perspectief het beste past bij haar persoon, problematiek, intelligentieniveau en
persoonlijke omstandigheden. Welke inrichting dit is, is voor de beroepscommissie, mede gezien de zich steeds wijzigende voorkeuren van klaagster en haar inconsequente verklaringen en ondanks de in maart 2016 gehouden zorgconferentie, op dit moment
onvoldoende duidelijk.

Gezien het vorenstaande acht de beroepscommissie het aangewezen dat de Staatssecretaris klaagster doet opnemen in het PBC voor een nader onderzoek ter beantwoording van de vraag welke inrichting vanuit behandelinhoudelijk perspectief het meest geschikt
is voor klaagster. De beroepscommissie zal derhalve de beslissing op het beroep aanhouden in afwachting van een onderzoeksrapport van het PBC en de reactie daarop van de Staatssecretaris.

5. De tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de beslissing op het beroep aan tot een nader te bepalen tijdstip in afwachting van een onderzoeksrapport van het PBC en de reactie daarop van de Staatssecretaris.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 18 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven