Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3960/SGA, 6 december 2016, schorsing
Uitspraakdatum:06-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


Nummer : 16/3960/SGA
Betreft : [klager] datum: 6 december 2016


De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. T. van Assendelft de Coningh, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC van 30 november 2016, inhoudende de verlenging met drie maanden van de verplichting tot het ondergaan van een geneeskundige a-behandeling als bedoeld in artikel 46e van de Pbw (dwangmedicatie), welke verlenging is ingegaan op 2 december 2016 om 14.00 uur en zal eindigen op 2 maart 2017 om 14.00 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 2 december 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 december 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur van 5 december 2016, waaronder begrepen een door de behandelend psychiater ondertekend advies ten behoeve van de directeur van 25 november 2016, dat aangemerkt kan worden als het uittreksel uit het behandelplan ten behoeve van de verlenging a-behandeling als bedoeld in artikel 46d onder a Pbw, is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat de noodzaak tot voortzetting van de eerder toegepaste a-dwangbehandeling nog steeds aanwezig is. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter overweegt – ter verduidelijking – nog het volgende. In artikel 72, derde lid, van de Pbw is bepaald dat tegen de beslissing als bedoeld in het eerste lid van artikel 46e
– dit is de eerste beslissing tot a-dwangbehandeling – rechtstreeks beroep bij de Raad kan worden ingesteld. De verlengingsbeslissing op grond van artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw wordt in artikel 72, derde lid, van de Pbw niet genoemd. De wetgever heeft daarmee niet voorzien in rechtstreeks beroep tegen de verlengingsbeslissing. De bewoordingen van artikel 72, derde lid, van de Pbw laten niet toe dat de beroepscommissie hierin de mogelijkheid van rechtstreeks beroep tegen de verlengingsbeslissing inleest, te meer niet nu tegen een dergelijke verlengingsbeslissing van de directeur beklag openstaat.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 6 december 2016.
     


secretaris voorzitter

Naar boven