Nummer : 16/2849/SGA
Betreft : [klager] datum: 17 augustus 2016
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, verder verzoeker te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak van 4 augustus 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen
klager.
Het beklag betreft – voor zover hier van belang – het tijdens de voor de arbeid bestemde tijd niet aanbieden van een vervangend programma.
De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre gegrond verklaard en de directeur opgedragen alsnog aan klager een vervangend programma aan te bieden tijdens de arbeidsuren.
De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken en het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift. Klager is in de gelegenheid gesteld schriftelijk nader te reageren op het
verzoek van de directeur. Klager heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing
van
de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De vraag naar de verplichting voor en inhoud van een (arbeids)vervangend programma voor gedetineerden die structureel niet kunnen deelnemen aan de arbeid is van dien aard dat dit zich niet leent voor de voorlopige beoordeling door de voorzitter. Deze
vragen dienen door de beroepscommissie te worden beantwoord.
Nu de voorzitter het op voorhand niet uitsluit dat de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaart en zij het niet wenselijk acht dat er te vaak wisselingen in aard en aanbod van het arbeidsvervangend programma optreden, waardoor de
directeur (mogelijk) immers meermalen het personeelsrooster (meer of minder) ingrijpend moeten wijzigen, zijn er termen aanwezig om het verzoek toe te wijzen.
De voorzitter zal er bij de beroepscommissie op aandringen het onderliggende beroep met voorrang af te doen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagcommissie tot het moment dat de beroepscommissie op het onderliggende beroep zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 augustus 2016.
secretaris voorzitter