Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0301/TB, 13 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/301/TB

betreft: [klager] datum: 13 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.M.J. Damen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J.M.J. Damen, en namens de Staatssecretaris, [...] en [...], beiden werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPK De Woenselse Poort te Eindhoven (hierna: De Woenselse Poort) afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 16 april 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs) met voorwaarden. Op 18 april 2012 is klager geplaatst in De Woenselse Poort. Bij uitspraak van 21 mei
2015 heeft de rechtbank Almelo klagers tbs met voorwaarden omgezet in tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 22 mei 2015 is klager in het kader van voorlopige verpleging (ingevolge artikel 509h Wetboek van Strafvordering) overgeplaatst naar
FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel). Bij uitspraak van
24 december 2015 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de rechtbank Almelo bevestigd.
Op 7 januari 2016 heeft klager verzocht om overplaatsing naar De Woenselse Poort. Dit verzoek is omstreeks 1 februari 2016 door de Staatssecretaris afgewezen. Tegen deze beslissing is namens klager beroep ingesteld. Bij beslissing van 1 februari 2016
heeft de Staatssecretaris klager definitief geplaatst in FPC De Rooyse Wissel.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In De Rooyse Wissel is sprake van een behandelimpasse. Klager volgt een paar blokken, maar van een daadwerkelijke behandeling is geen sprake. Klager is, anders dan de Staassecretaris heeft
vermeld, niet akkoord met de behandeldoelen in het meest recente behandelplan. Klagers behandeling staat nu stil en daarom wil hij overgeplaatst worden naar een andere kliniek. Klager heeft een sterke voorkeur voor De Woenselse Poort. In die inrichting
heeft klager eerder verbleven en daar had hij goed contact met het personeel. Afspraken worden in die inrichting, in tegenstelling tot in De Rooyse Wissel, nageleefd. De behandeling verliep daar ook voorspoedig. Alleen de stap naar een regionale
instelling voor beschermd wonen (RIBW) was te groot. Hij heeft een voorwaarde overtreden toen hij in een RIBW verbleef. Het is dus niet ‘fout’ gegaan in De Woenselse Poort zelf. De Staatssecretaris heeft met name negatief beslist op klagers verzoek,
omdat er geen plek zou zijn voor klager in De Woenselse Poort. Klager kan zich met dit argument niet verenigen. Klager heeft vanaf medio 2015 bij herhaling te kennen gegeven dat hij naar De Woenselse Poort overgeplaatst wil worden. Op 10 december 2015
heeft de deskundige gesteld dat De Woenselse Poort bereid is klager op te nemen, maar dat er dat moment een wachttijd van twee tot drie maanden zou zijn. Gelet hierop kan klager niet inzien dat er gedurende heel 2016 geen plek voor hem in De Woenselse
Poort zou zijn en is hij van mening dat hij er rechtmatig op mocht vertrouwen dat hij daar na twee á drie maanden terecht had gekund. Mocht de opnamestop wel voor heel 2016 gelden, dan kan dit niet aan klager worden tegengeworpen aangezien hij ruim
eerder kenbaar heeft gemaakt dat hij naar De Woenselse Poort wilde. Er is ten onrechte geen rekening gehouden met klagers wens. Voorts is niet onderzocht of klager overgeplaatst zou kunnen worden naar een andere kliniek, mocht een overplaatsing naar De
Woenselse Poort daadwerkelijk niet mogelijk zijn. Het argument dat De Rooyse Wissel klager kent is zwak. De inrichting van verblijf kent haar patiënten altijd en bovendien kent De Woenselse Poort klager ook. De bestreden beslissing is onvoldoende
onderbouwd en kan dan ook niet in stand blijven.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager is op 18 april 2012 in het kader van tbs met voorwaarden in De Woenselse Poort geplaatst. Hoewel de start van de behandeling moeizaam was en er problemen
waren met onder meer middelengebruik, waren er ook positieve ontwikkelingen. Klager kon doorstromen naar een RIBW. Daar heeft hij zich evenwel niet aan de voorwaarden gehouden (middelengebruik). Om die reden is klagers tbs met voorwaarden omgezet in
tbs
met bevel tot verpleging van overheidswege. Vervolgens is hij overgeplaatst naar De Rooyse Wissel. Tijdens de zitting van het gerechtshof op 10 december 2015 heeft de deskundige te kennen gegeven dat De Woenselse Poort nog niet wist wat haar plan van
aanpak met klager zou zijn.
Anders dan klager, ziet De Rooyse Wissel nog voldoende behandelmogelijkheden, mede vanwege haar bekendheid met klager sinds 2015. Klager heeft een moeilijke periode achter de rug, die zich kenmerkte door klagen en weerstand. Dit had invloed op de
behandeling, maar is onderdeel van zijn problematiek. Er vindt wel degelijk behandeling plaats, maar de inrichting gaat, mede vanwege klagers delict- en behandelverleden en problematiek, voorzichtig te werk. Klager heeft last van deze voorzichtige
houding, maar dit proces is onderdeel van de behandeling. In een recent behandelplan van 31 maart 2016 zijn nieuwe behandeldoelen opgesteld en klager kon zich vinden in een groot deel van de voorgestelde behandelstappen. De Rooyse Wissel ziet vanuit
behandelinhoudelijk oogpunt dan ook geen aanleiding voor overplaatsing naar een andere inrichting. Gelet op het standpunt van De Rooyse Wissel en in aanmerking genomen het algemene belang van voortzetting van de behandeling, wordt een overplaatsing in
deze fase van de behandeling als contra-productief aangemerkt en niet in klagers belang geacht. Hierbij komt dat de behandeling in De Woenselse Poort niet zonder problemen is verlopen. Gezien het vorenstaande is de beslissing op goede gronden genomen.
Overigens was er ten tijde van de bestreden beslissing een opnamestop in De Woenselse Poort. Nu er geen behandelinhoudelijke redenen waren voor een overplaatsing, is klager niet op de wachtlijst voor De Woenselse Poort geplaatst.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager heeft van 18 april 2012 tot 22 mei 2015, in het kader van zijn tbs met voorwaarden, in (of onder verantwoordelijkheid van) De Woenselse Poort verbleven. Uit de bijgevoegde indicatiestelling van het NIFP van 7 januari 2016 komt het volgende naar
voren. Klagers behandeling in De Woenselse Poort verliep in het begin moeizaam, omdat klager veelvuldig voorwaarden (het verbod op middelengebruik en contactverbod) overtrad. Begin 2013 is een tweede start gemaakt. Hoewel klagers houding en
functioneren
vanaf dat moment wisselend waren, hebben er zich in die periode geen overtredingen van de voorwaarden meer voorgedaan. Op 26 september 2013 is klager daarom overgeplaatst naar de Woningen van het Transmuraal Team. Hoewel er daar ook problemen waren
rondom middelengebruik, gokken en werk, waren er ook positieve ontwikkelingen en uiteindelijk is klager eind 2014 doorgestroomd naar een RIBW. Gedurende zijn verblijf in een RIBW bleef klager echter stelselmatig middelen gebruiken, waarmee hij zich
weer
niet aan de voorwaarden hield. Om deze reden is klagers tbs met voorwaarden omgezet in tbs met bevel tot verpleging van overheidswege.

Sinds 22 mei 2015 verblijft klager in De Rooyse Wissel. Klager heeft gesteld dat in die inrichting sprake is van een behandelimpasse en dat hij niet wordt behandeld. Deze stelling vindt evenwel geen ondersteuning in de stukken en wordt door de
Staatssecretaris gemotiveerd bestreden. Namens de Staatssecretaris is ter zitting namelijk meegedeeld dat klager een moeizame periode achter de rug heeft die zijn weerslag had op de behandeling, maar dat er op dit moment wel behandeling plaatsvindt. De
Rooyse Wissel gaat evenwel, mede vanwege klagers behandelverleden, voorzichtig te werk. Uit de stukken blijkt voorts dat De Rooyse Wissel op 31 maart 2016 een nieuw behandelplan met nieuwe behandeldoelen heeft opgesteld. Gezien het vorenstaande en
gelet
op de mededeling namens klager ter zitting dat klager een aantal blokken volgt, acht de beroepscommissie aannemelijk dat, na een moeizame start, thans behandeling van klager plaatsvindt; weliswaar nog niet in die mate en met die snelheid als door
klager
en de inrichting gewenst, maar dit is het gevolg van de door de inrichting gekozen, op klagers problematiek afgestemde, behandelstrategie. De Rooyse Wissel heeft voorts te kennen gegeven nog voldoende behandelmogelijkheden te zien voor klager.

Uit het vorenstaande volgt dat er behandelinhoudelijke argumenten bestaan om klagers verblijf in FPC De Rooyse Wissel te continueren. Voorts is niet gebleken van zwaarwegende argumenten die in redelijkheid tot het oordeel zouden kunnen leiden dat een
overplaatsing naar De Woenselse Poort (of een andere tbs-inrichting) in het belang van klagers behandeling is. Integendeel, tijdens zijn behandeling in en onder verantwoordelijkheid van De Woenselse Poort heeft klager met regelmaat voorwaarden
overtreden, hetgeen ertoe heeft geleid dat klager alsnog tbs met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd. Gelet hierop is de beroepscommissie met de Staatssecretaris van oordeel dat een overplaatsing naar De Woenselse Poort op dit moment
niet
in de rede ligt.

Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het feit dat een overplaatsing zal leiden tot een vertraging in de behandeling heeft de Staatssecretaris in redelijkheid kunnen beslissen dat een overplaatsing van klager naar De Woenselse Poort (dan
wel een andere inrichting) op dit moment niet bijdraagt aan klagers behandeling. De beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De
beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 13 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven