nummer: 17/1313/GM
betreft: [klager] datum: 20 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G. Matze, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 april 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Klager, zijn raadsvrouw noch de inrichtingspsychiater van de p.i. Dordrecht zijn ter zitting van de beroepscommissie, gehouden op 25 september 2017 in de p.i. Vught, verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 maart 2017, betreft het door de inrichtingsarts niet voorschrijven van de medicatie die hem eerder, buiten detentie, werd verstrekt.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is in beroep – schriftelijk – het volgende aangevoerd.
Klager verblijft al jaren in instellingen en krijgt altijd medicatie. De medicatie die hij thans krijgt is niet goed. Hij heeft ADHD en het syndroom van Gilles de la Tourette. Hij heeft zelf last van zijn drukke gedrag en komt daardoor ook in conflict met medegedetineerden . Hij lijdt eronder dat anderen hem niet mogen vanwege zijn drukke gedrag. De inrichtingspsychiater heeft de medicatie overgenomen die klager in de p.i. Vught kreeg, maar hier klopt niets van. Uit de rapportages van FPK Trajectum Hoeve Boschoord blijkt volgens klager beter wat er met hem aan de hand is. Volgens klager denken zijn behandelaars dat hij geen ADHD heeft en is dat de reden dat hij niet de juiste medicatie krijgt. Nu de psychiater van de p.i. Dordrecht niet heeft overlegd met de psychiaters van Trajectum is klager van mening dat onvoldoende serieus onderzoek is gedaan naar zijn problematiek. Hij verzoekt de beroepscommissie te bepalen dat hij ook medicatie krijgt voorgeschreven voor zijn ADHD en hij wil een schadevergoeding van € 10,= per dag voor iedere dag dat hem in de p.i. Dordrecht de juiste medicatie is onthouden.
De inrichtingspsychiater heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt nader toegelicht. Uit het medisch dossier van klager komt nauwkeurig naar voren hoe de behandeling van klager en zijn contacten met de gedragsdeskundigen zijn geweest.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft kennis genomen van het medisch dossier. Daaruit komt naar voren dat de inrichtingsarts ervoor heeft gekozen aan klager het middel Concerta – zulks ter vervanging van het door verzoeker buiten de inrichting gebruikte middel Ritalin – voor te schrijven. Die keuze, welke wordt ondersteund door de gedragsdeskundigen van de inrichting, alsmede de dosering van die medicatie geven geen enkele aanleiding voor de aanname dat ten aanzien van klager sprake was van onvoldoende zorgvuldig medicatiebeleid. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, daarom van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs K.M.P.A.M. Habryka en dr.ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 oktober 2017
secretaris voorzitter