Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2218/GV, 1 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2218/GV

betreft: [...] datum: 1 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 juni 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek van 9 mei 2016 tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De stelling dat verlofverlening maatschappelijk onaanvaardbaar is, is niet onderbouwd. Klager heeft in de afgelopen drie maanden slechts één positieve urinecontrole gehad, namelijk op 23 april 2016, en
niet twee, zoals de Staatssecretaris impliceert. Weliswaar was dit ten tijde van de verlofaanvraag anders, maar bij de afwijzing had de Staatssecretaris uit moeten gaan van de huidige stand van zaken. Aan de hand daarvan had de Staatssecretaris kunnen
concluderen dat sprake is van een verbetering ten aanzien van klagers drugsgebruik. Verzocht wordt om klager te horen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft in de drie maanden voorafgaand aan zijn verlofaanvraag d.d. 9 mei 2016 vier keer positief gescoord bij een urinecontrole (namelijk op 10 februari 2016, 26 maart
2016, 3 april 2016 en 23 april 2016). De afwijzing is dan ook conform het sanctiekader drugsontmoedigingsbeleid (DOB).

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het MDO heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits het Openbaar Ministerie (OM) positief adviseert.
De verlofcommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met klagers positieve scores bij urinecontroles.
Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits een locatie- en contactverbod wordt opgelegd dat wordt ondersteund door middel van elektronische controle.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.
De reclassering heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht
om op het beroep te beslissen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens (poging tot) al dan niet gekwalificeerde diefstal. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 16 februari 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit het advies vrijheden blijkt dat klager tijdens detentie herhaaldelijk bij een urinecontrole positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs, waarvan ten minste twee maal binnen een periode van drie maanden, te weten op 3 april 2016 en 23 april
2016. Uit het sanctiekader behorende bij het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid volgt dat in dat geval het eerstvolgende verlof wordt ingetrokken.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c. van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 1 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven