nummer: 17/2094/GM
betreft: [klager] datum: 16 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de psychiater verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 juni 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, zijn raadsvrouw mr. L. Noordanus, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en drs. […], psychiater.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 maart 2017, betreft de bijwerkingen naar aanleiding van de voorgeschreven dwangmedicatie.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij, nu hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, bij voorkeur gehoord zou willen worden met bijstand van een tolk in de Poolse taal. Na uitleg van de zijde van de voorzitter verklaart verzoeker de Nederlandse taal op zichzelf voldoende te begrijpen en zijn standpunt zonder bijstand van tolk naar voren te willen brengen.
Klager krijgt inmiddels een bètablokker met een hogere dosering, te weten 40 mg. Hierdoor zijn de trillingen die hij als bijwerking van de dwangmedicatie ervaart minder geworden. Klager had overigens vóór de dwangmedicatie ook al last van trillingen, maar een en ander verergerde door de medicatie. In het begin was er sprake van heel veel bijwerkingen en toen is de medicatie aangepast. De dwangmedicatie is nu beëindigd. Hij gebruikt alleen nog de bètablokkers. Naar aanleiding van de trillingen is klager onderzocht door een neuroloog. Dat was echter zonder resultaat. Eerder had klager alleen in zijn linkerarm last van trillingen, nu heeft hij die trillingen in beide armen. Een en ander wordt bij geestelijke inspanningen en in stressvolle situaties erger. Klager verblijft nu in de locatie Roermond en is daar verder niet meer onder behandeling bij de medische dienst. Hij heeft momenteel ook nog last van concentratiestoornissen en hij had ook nachtmerries. Volgens de psychiater hadden de nachtmerries moeten stoppen nadat de dwangmedicatie was beëindigd. Dat is niet het geval. Klager is overigens ook van mening dat hij geen dwangmedicatie voorgeschreven had mogen krijgen.
Klagers raadsvrouw heeft desgevraagd nog het volgende naar voren gebracht. Zij handhaaft hetgeen in het beroepschrift naar voren is gebracht. Eerder heeft de beroepscommissie het beroep van klager inzake de b-dwangbehandeling gegrond verklaard. Ook toen kreeg hij Cisordinol toegediend. Door de medicatie zijn klagers lichamelijke klachten verergerd. Klager is van mening dat een ander middel had moeten worden voorgeschreven toen duidelijk werd dat er sprake was van bijwerkingen.
De psychiater het volgende naar voren gebracht.
De trillingen waarover klager het heeft zijn bekend bij de psychiater. Bij klager waren onder stress tremoren waarneembaar. Geprobeerd is om een en ander door aanpassing van de dosering te bestrijden. Bij klager is gekozen voor toepassing van Cisordinol omdat dit middel bij hem op zichzelf goede resultaten gaf. In september 2016 is vervolgens gekozen voor een ander middel. Op dat moment werd ook de dwangmedicatie beëindigd. Klager is door de inrichtingsarts voor zijn klachten verwezen naar een neuroloog. Die heeft klager gezien; daarbij is ook een MRI-scan gemaakt; men heeft geen afwijkingen kunnen constateren. Klager is daarna overgeplaatst naar de locatie Roermond. Klinisch gezien was de toepassing van Cisordinol een succes. Bij de afweging of de ernst van de bijwerkingen zwaarder moest wegen dan de werking van het middel is gekeken naar de mogelijkheid van toepassing van een andere medicatie, maar besloten is dat handhaving van de oorspronkelijke medicatie de beste oplossing was.
3. De beoordeling
De beroepscommissie merkt als in de eerste plaats op dat tegen de beslissing tot oplegging van de dwangmedicatie een afzonderlijke rechtsgang, te weten beroep tegen die beslissing van de directeur, open staat en dat die beslissing daarom in het kader van dit beroep niet aan de orde kan komen.
Met betrekking tot de beslissing omtrent de aard van de medicatie die bij de dwangbehandeling werd toegediend geldt dat uit de stukken en uit hetgeen door de psychiater ter zitting naar voren is gebracht voldoende aannemelijk wordt dat rekening is gehouden met de aard en ernst van de ontstane bijwerkingen. De beroepscommissie weegt daarbij mee dat bekend is dat bijwerkingen als bij klager aan de orde kunnen optreden bij deze medicatievorm. Daarbij komt dat bekend was dat klager al vóór de dwangbehandeling last had van tremoren. De afweging door de psychiater tussen de noodzaak van het wegnemen van de psychische stoornis enerzijds en de mogelijkheid van bijwerkingen anderzijds resulterend in de beslissing om de gewraakte medicatie toe te passen getuigt van voldoende zorgvuldigheid. Dat geldt temeer nu aannemelijk is dat van de zijde van de medische dienst voldoende stappen zijn ondernomen om de bijwerkingen te bestrijden.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de psychiater niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr.ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 oktober 2017.
secretaris voorzitter