Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2313/GV, 1 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2313/GV

betreft: [...] datum: 1 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Schuurman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 juni 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof c.q. strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De hechtheid van de band tussen klager en zijn oom kan blijken uit het overgelegde schrijven van zijn oom, waarin staat dat hij klager graag wil ontvangen nu zijn gezondheid kritiek is en verslechtert.
De kritieke gezondheid van klagers oom blijkt uit de door de behandelend arts opgemaakte medische verklaring. Klagers oom dient te worden beschouwd als eerstegraads familielid, nu hij voor klager als een vader is geweest. Van klager kan geen
documentatie hieromtrent worden verlangd. Dergelijke informatie wordt, als het al op schrift wordt gesteld, immers niet snel bewaard. Klagers oom woont in Frankrijk. Verzocht wordt alsnog incidenteel verlof (voor de duur van twee dagen) dan wel
strafonderbreking te verlenen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ten aanzien van incidenteel verlof. Klager komt niet voor incidenteel verlof in aanmerking omdat de duur van zijn verzoek de maximale wettelijke duur overschrijdt en omdat het een gedetineerde niet is toegestaan tijdens incidenteel verlof Nederland te
verlaten.
Ten aanzien van strafonderbreking. Een oom behoort niet tot de in artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) limitatief opgesomde personen. Voorts is de gestelde band tussen klager en zijn oom niet bewezen.
Zulks zou klager bijvoorbeeld kunnen doen door overlegging van een uittreksel van de Basisregistratie Personen (BRP) waaruit blijkt dat klager destijds op hetzelfde adres woonachtig was als zijn oom. Strafonderbreking in het buitenland wordt alleen
verleend indien sprake is van bijzondere omstandigheden, waarvan niet is gebleken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De verlofcommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klagers oom derdegraads familie is en de beweerde band niet is aangetoond.
Het Openbaar Ministerie en de politie hebben zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat na een WETS-procedure (strafoverdracht binnen de EU) een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 26 april
2018.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof c.q. strafonderbreking om in Frankrijk afscheid te kunnen nemen van zijn ernstig zieke oom.

Ten aanzien van klagers verzoek om incidenteel verlof overweegt de beroepscommissie als volgt.

Ingevolge artikel 5 van de Regeling is het niet mogelijk incidenteel verlof in het buitenland door te brengen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris in zoverre niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Ten aanzien van klagers verzoek om strafonderbreking overweegt de beroepscommissie als volgt.

Ingevolge artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van
verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor de verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder.

Klagers verzoek is afgewezen omdat de oom van klager niet behoort tot de in de Regeling genoemde familierelaties en de gestelde vader-zoon band onvoldoende is onderbouwd. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris ook in zoverre niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 1 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven