Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1530/TA, 25 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1530/TA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 april 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist.
Klagers raadsman heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat klagers zus op 24 december 2014 niet op bezoek mocht komen (HK2014/335) en
b. de omstandigheid dat op 25 december 2014 het bezoek van klagers partner is geweigerd (HK2015/2).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Ten aanzien van a: toen klagers zus naar de inrichting belde en vroeg of zij op bezoek mocht komen, zei een medewerker van de afdeling dat klager geen bezoek mocht ontvangen. Klager heeft echter recht op een uur bezoek per week. Rond de feestdagen
worden allerlei festiviteiten georganiseerd in de inrichting waarvoor verpleegden personen uit hun netwerk kunnen uitnodigen. Deze festiviteiten vinden plaats in een grote zaal waar ook andere verpleegden en hun vrienden en familieleden bij zijn.
Klager
beschouwt dit niet als bezoek. Klagers zus wilde ook niet bij de festiviteiten zijn, zij wilde gewoon tussen kerst en oud en nieuw bij klager op bezoek komen. Door de mededeling van de medewerker is dit niet doorgegaan. Een ander personeelslid heeft
uiteindelijk klagers zus opgebeld, excuses aangeboden en geregeld dat zijn zus na oud en nieuw op bezoek kon komen. De directeur erkent dat ‘enige verwarring’ is ontstaan. Het ligt volgens klager derhalve voor de hand dat hij hierdoor geen bezoek van
zijn zus heeft ontvangen en dit voor rekening van de directeur dient te komen. Ten aanzien van b: op 21 of 22 december 2015 is klagers partner op bezoek geweest. Op 25 december 2015 wilde klager echter ook graag bezoek van zijn partner ontvangen. Hier
was volgens dezelfde medewerker geen tijd voor, omdat het personeel spelletjes moest spelen met de andere verpleegden. Klager vindt dit gek, want hij had het bezoek ruim op tijd aangevraagd en het was allemaal akkoord, totdat hij een woordenwisseling
kreeg met die medewerker.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Ten aanzien van a: het bezoek is niet geweigerd. Het kon alleen niet plaats vinden op de momenten dat klager dit wilde. Klager vroeg in de dagen ervoor aan het personeel of zij aan zijn zus hadden verteld dat ze kerstavond niet mocht komen. Het
personeel gaf aan dat dit niet zo was en zijn zus wel op bezoek mocht komen, maar dat klager alleen geen bezoek mocht ontvangen voorafgaand aan de drie uur durende kerstviering op 24 december 2015. De ‘verwarring’ waar de beklagrechter naar verwijst
bestond er uit dat klager dacht dat zijn zus helemaal niet op bezoek mocht komen, omdat hij ingesloten was. Klagers zus mocht echter op andere momenten – zoals bijvoorbeeld tijdens de kerstviering of op 30 of 31 december 2015 – gewoon komen. Ten
aanzien
van b: klager zei op een bepaald moment dat hij bezoek zou krijgen van zijn partner om 19.00 uur en hij zei “regel het maar”. Rond de kerstdagen luistert de planning echter nauw. Bovendien moest klagers bezoek worden begeleid gezien het beleid inzake
zijn behandeling in die periode. Het personeel zei daarom tegen klager dat hij het eerder had moeten overleggen.

3. De beoordeling
Tegen een beslissing die een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld staat beklag open als vermeld in artikel 56, eerste lid aanhef en onder c, Bvt. De beklagrechter heeft geoordeeld dat klager kan worden ontvangen in het beklag als
vermeld onder a. en b., omdat klager klaagt over een vermeende schending van zijn recht op bezoek. De beklagrechter heeft verder geoordeeld dat geen sprake is van een beslissing tot weigering van bezoek of een beslissing die een beperking inhoudt van
klagers recht op bezoek en het beklag op die grond ongegrond verklaard.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is, anders dan de beklagrechter heeft geoordeeld, ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. en b. wel sprake van beslissingen nu klager klaagt over het feit dat zijn zus en zijn partner niet op bezoek
mochten komen op de momenten dat hij dit wenste. Nu genoemde beslissingen kunnen worden aangemerkt als beslissingen bedoeld in artikel 56, eerste lid aanhef en onder c, Bvt, kan klager op deze grond dan ook worden ontvangen in het beklag als vermeld
onder a. en b. De beklagrechter heeft klager terecht ontvankelijk verklaard in het beklag als vermeld onder a. en b., wat er zij van de daartoe gegeven motivering.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit artikel 37, eerste lid, Bvt volgt dat klager het recht heeft om ten minste een uur per week bezoek te ontvangen. De omstandigheid dat klagers zus en partner rond de feestdagen niet konden komen
op
de tijdstippen waarop klager dit wenste, maakt niet dat sprake is van een schending van voormeld recht. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A. Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven