Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1636/GM, 17 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/1636/GM

 

betreft: [klager]            datum: 17 oktober 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 mei 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 augustus 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn klager en […], inrichtingsarts, gehoord.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 28 februari 2017, betreft inadequaat handelen na een gebroken pols.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is gevallen en heeft zijn pols gebroken. De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op de verzoekbriefjes van klager. Toen klager werd opgeroepen is hem medegedeeld dat de hand niet gebroken was; klager werd weer weggestuurd. Pas eind februari 2017 zijn de gegevens bij het ziekenhuis opgevraagd. Klager moest geopereerd worden. Dit was niet nodig geweest als de arts eerder had gereageerd. Klager heeft veel pijn aan zijn hand; hier valt niet mee te leven. Klager kan hierdoor niet meer fitnessen. De arts is nalatig geweest. Klager wil financieel gecompenseerd worden voor deze ernstige medische fout.

Klager heeft voor zijn detentie tijdens een ongeluk met een brommer een scheurtje in zijn pols opgelopen. Klager moest met de kerst terugkomen en als de breuk dan niet genezen was, moest klager geopereerd worden. In detentie werd klager medegedeeld dat de pols niet gebroken was. Een personeelslid heeft klagers pols dubbelgevouwen, waardoor klager alsnog naar het ziekenhuis moest. De pols was verergerd en kon niet meer genezen. Klager wil zijn medicatie, serestra. Dit krijgt hij al vanaf zijn jeugd.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Uit het medisch dossier blijkt dat er wel aandacht voor klager is geweest. De inrichtingsarts heeft ter zitting van de beroepscommissie enkele kopieën van voortgangsverslagen van de polikliniek overgelegd. Klager heeft op 3 maart 2016 zijn pols gebroken. Op 12 april 2016 volgt de diagnostiek en wordt gipsimmobilisatie aangelegd. Er is bij klager sprake van een slechte genezing en consolidatie van de fractuur. Voor opereren was klager te instabiel. In november 2016 geraakt klager in detentie. Klager meldt dat hij last heeft van zijn pols. Na ontvangst van de informatie van het ziekenhuis wordt klager retour gezonden naar de chirurg van het ziekenhuis. Klager had zijn hand tegen de muur geslagen. Klager wordt te instabiel geacht om te worden behandeld. Het hoofd zorg en de arts hebben met klager hierover gesproken. Klager heeft ook met de chirurg gesproken. Er is sprake van een oud trauma waarbij sprake is van een slechte behandeling; dit wegens ‘patient-delay’. De inrichtingsarts heeft klager teruggestuurd naar de chirurg en meer de rol van bemiddelaar op zich genomen.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager vóór zijn detentie in verband met een brommerongeluk zijn pols heeft gebroken. Na driekwart jaar, eind november 2016, geraakt klager in detentie. Uit het medisch dossier en de tijdens de zitting gegeven toelichting alsmede de overgelegde stukken blijkt dat klager veelvuldig door de medische dienst is gezien in verband met zijn klachten en is ingestuurd naar de chirurg van het ziekenhuis. Er is sprake van een oud trauma dat is verergerd doordat de hand tegen de muur is geslagen. Klager was niet stabiel genoeg om te worden geopereerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie is geen sprake van een verwijtbare vertraging noch kan anderszins het medisch handelen worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 van de Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Kokee, secretaris, op 17 oktober 2017

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven