Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1689/GB, 22 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1689/GB

Betreft: [klager] datum: 22 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was sedert 18 juni 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. bij Exodus te Rotterdam. Op 15 januari 2016 is het
programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de PIA Rotterdam. Op 4 april 2016 is het p.p. beëindigd en is klager geplaatst in de gevangenis van de locatie Hoogvliet. Klager is op 17 juni 2016 voorwaardelijk in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op 15 februari 2016 een officiële waarschuwing in verband met het gebruik van drugs gekregen. In de daaropvolgende periode heeft klager op 9 maart 2016 en 15 maart 2016 wederom positief gescoord op het gebruik van drugs. Conform artikel 8,
tweede lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling), heeft klager verzocht om een herhalingsonderzoek. Daarna heeft klager verzocht om een bevestigingsonderzoek in de zin van artikel 7 van de Regeling. Er heeft echter
geen
bevestigingsonderzoek plaatsgevonden. Desondanks heeft de selectiefunctionaris op grond van de uitkomsten van de urinecontroles en de herhalingsonderzoeken het p.p. van klager beëindigd. Klager acht dit in strijd met artikel 30 van de Pbw en de
Regeling. Uit eerdere uitspraken van de Raad volgt dat voorschriften van de Regeling ertoe strekken een zorgvuldig en betrouwbaar onderzoek te waarborgen (RSJ 27 oktober 2011, 11/1722/GB) en dat een stelsel van strikte waarborgen de betrouwbaarheid van
het onderzoek dient (RSJ 28 september 2009, 09/1939/GB). Als zodanig kunnen de uitkomsten van de urinecontroles en de herhalingsonderzoeken geen bijdrage leveren aan de beslissing omtrent de beëindiging van het p.p. van klager (toelichting artikel 8
van
de Regeling, Stc. 1999, nr. 128). Voorts volgt uit de bestreden beslissing dat op 21 maart 2016 tevens sprake is geweest van een positieve score bij een urinecontrole. Stukken ter onderbouwing hiervan zijn echter niet overgelegd. Klager verzoekt om een
tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager nam deel aan een p.p. met als bijzondere voorwaarde een drugs- en alcoholverbod. Zowel de reclassering als de directeur van Exodus hebben aangegeven dat klager deze voorwaarde heeft overtreden. Op 15 februari 2016 heeft klager namelijk een
officiële waarschuwing gekregen in verband met drie positieve urinecontroles. Daarbij is aangegeven dat bij een volgende overtreding terugplaatsing in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap wordt overwogen. Uit de tweede incidentmelding
van 24 maart 2016 volgt dat klager op 9 en 15 maart 2016 wederom positief heeft gescoord op drugsgebruik. Ook het aangevraagde herhalingsverzoek is positief uitgevallen. Het door klager aangevraagde bevestigingsonderzoek van de urinecontroles van 9
maart 2016 en 15 maart 2016 heeft niet plaatsgevonden. De selectiefunctionaris is echter van mening dat op basis van de afgenomen urinecontroles, de herhalingsonderzoeken en de positieve uitslag van de urinecontrole van 21 maart 2016 kan worden
vastgesteld dat sprake is van het gebruik van cannabinoïden. Klager is daarom geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de locatie Hoogvliet, aangezien hij binnen drie maanden meermaals een positieve uitslag bij een urinecontrole heeft gehad
tijdens zijn p.p. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager zich ingevolge artikel 9, eerste lid, onder 2, van de Penitentiaire maatregel (Pm) als deelnemer aan een p.p. dient te gedragen overeenkomstig de aanwijzingen van degene die belast is met de
begeleiding en het toezicht. In het beroepschrift is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze beslissing onredelijk is of op onjuiste gronden is genomen.

3.3. Op 11 februari, 4 maart en 24 maart 2016 zijn incidentmeldingen gedaan door de reclassering in verband met positieve uitslagen van drugscontroles bij klager. Op 24 maart 2016 heeft de reclassering geadviseerd klager terug te plaatsen naar de
gevangenis van de p.i. Hoogvliet indien het herhalingsonderzoek wederom het gebruik van drugs laat zien.

3.4. Naar aanleiding van klagers positieve urinecontroles heeft de directeur van de PIA Rotterdam in het selectieadvies van 5 april 2016 geadviseerd klager te plaatsen in de gevangenis van de locatie Hoogvliet.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels voorwaardelijk in vrijheid is gesteld zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Klager nam vanaf 15 januari 2016 deel aan een p.p. met een drugs- en alcoholverbod als bijzondere voorwaarde. Uit de stukken volgt dat klager op 15 februari 2016 een officiële waarschuwing heeft gehad wegens positieve uitslagen bij
drugscontroles. Vervolgens heeft klager op 9 en 15 maart 2016 opnieuw positief gescoord op drugs tijdens voornoemd p.p. De door klager aangevraagde herhalingsonderzoeken bevestigden deze uitkomsten. De bevestigingsonderzoeken die daarna door klager
zijn
aangevraagd hebben echter niet plaatsgevonden, waardoor de positieve uitslagen van 9 maart 2015 en 15 maart 2016 naar het oordeel van de beroepscommissie niet kunnen worden meegenomen in de beoordeling.

4.4. De beroepscommissie acht desondanks voldoende aannemelijk geworden dat klager zich niet aan de voorwaarden van het p.p. heeft gehouden, nu uit de stukken blijkt dat hij op 21 maart 2016 wederom positief heeft gescoord op het gebruik van
softdrugs. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, mede gezien het drugsontmoedigingsbeleid, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 25 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven