nummer: 16/891/GA
betreft: [klager] datum: 14 juli 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 4 december 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W.E. Luiten, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, en [...], juridisch medewerker bij
voormelde locatie, gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vertraging van klagers detentiefasering door toedoen van de inrichting.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep schriftelijk als volgt – samengevat – toegelicht. Klagers raadsman heeft vanaf 28 april 2015 per e-mail aan klagers casemanager verzocht klager naar een b.b.i. te laten
faseren. Op 1 juli 2015 bleek dat door de inrichting niet of onvoldoende was ingezet op fasering naar een b.b.i. Pas op dat moment heeft klager in overleg met zijn casemanager gekozen voor een gestapeld traject en besloten af te zien van fasering naar
een b.b.i. Hetgeen na 1 juli 2015 is gebeurd, is niet relevant voor de klacht.
Door en namens klager is het beroep ter zitting als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft vanaf maart/april 2015 tot 1 juli 2015 steevast aangegeven dat hij in een b.b.i. wenste te worden geplaatst. Er zijn echter adviezen opgevraagd
die betrekking hadden op fasering naar een z.b.b.i. Het gesprek van 4 mei 2015 tussen klager en een medewerker van de afdeling D&R had geen betrekking op fasering naar een z.b.b.i, maar op fasering naar een b.b.i. Klager heeft tien casemanagers gehad.
Zij zeiden allemaal wat anders. Er is onduidelijkheid ontstaan. Klagers raadsman heeft per e-mail contact gehad met klagers casemanager. Aan klagers raadsman zijn geen vragen gesteld om de onduidelijkheid weg te nemen. Verzocht wordt om een
tegemoetkoming van € 75,=.
Door en namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep ter zitting als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft op 4 mei 2015 in een gesprek met een medewerker van de afdeling D&R aangegeven
dat hij wenste te worden geplaatst in een z.b.b.i. Er zijn toen adviezen opgevraagd. Klager heeft op 26 juni 2015 aangegeven dat hij wenste te worden geplaatst in een b.b.i. Dit verzoek is in het MDO en in de VC besproken. Daarover is negatief
geadviseerd. Het verzoek lag op 10 juli 2015 klaar ter verzending. Op 15 juli 2015 heeft klager aangegeven af te zien van plaatsing in een b.b.i. om vervolgens rechtstreeks in aanmerking te kunnen komen voor plaatsing in een z.b.b.i. De directeur
betwist dat sprake is van vertraging. Als er onduidelijkheid is geweest dan kan dat het gevolg zijn van miscommunicatie tussen klager en zijn raadsman. Er is gehandeld conform de wens van klager. Vanuit de inrichting is alle moeite gedaan.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat niet is uit te sluiten dat tussen klager en medewerkers van de inrichting misverstanden zijn geweest over klagers detentiefasering. Niet is vast te stellen dat de directeur hierin een verwijt treft. Voor zover de
misverstanden al zouden hebben geleid tot vertraging van de aanvraag voor de fasering, kan de directeur hierin dan ook geen verwijt worden gemaakt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 14 juli 2016.
secretaris voorzitter