Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1897/GV, 12 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1897/GV

betreft: [klager] datum: 12 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Vonken, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 mei 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. A. Vonken, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om strafonderbreking voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Artikel 40a van de Regeling is in het leven geroepen vanwege het feit dat personen die voor deze regeling in aanmerking komen, niet in aanmerking komen voor de regeling van de voorwaardelijke
invrijheidsstelling (v.i.-regeling). Klager komt niet in aanmerking voor de v.i.-regeling waarbij de gedetineerde na ommekomst van tweederde van de straf voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Dit zou betekenen dat klager de volledige drie jaar
gevangenisstraf moet uitzitten. Dat is een ongelijkwaardige behandeling ten opzichte van andere veroordeelden. De argumentatie van het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) is niet valide omdat klager op enig moment in vrijheid gesteld moet
worden en de door het OM geuite bezwaren dan evengoed gelden. Het feit dat omtrent klager justitiële documentatie bekend is, was ook bij de rechter bekend en heeft geen aanleiding gegeven hem een hogere straf op te leggen. Bij het opleggen van de straf
zal de strafrechter er ook vanuit zijn gegaan dat klager in aanmerking komt voor de regeling van strafonderbreking. Het niet toepassen van deze regeling impliceert een verdubbeling van de straf. Dit is een ongerechtvaardigde, onbillijke, onredelijke en
ook discriminatoire bejegening van klager ten opzichte van andere gedetineerden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor wederrechtelijke vrijheidsberoving waarbij het slachtoffer is bedreigd en mishandeld. Klager verblijft onrechtmatig in Nederland. De ernst van het
feit verdraagt zich niet met strafonderbreking. Het belang van het slachtoffer dient zwaarder te wegen. Klager zou bij toekenning van strafonderbreking worden uitgezet naar Duitsland waar vandaan hij ongecontroleerd weer de grens met Nederland zou
kunnen oversteken. Klager heeft het strafbare feit waarvoor hij is veroordeeld deels in Duitsland gepleegd. In Duitsland is hij eerder voor geweldsdelicten veroordeeld. Bij het verlenen van strafonderbreking moet ernstig rekening worden gehouden met
gevaar van maatschappelijke onrust en verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat de ernst van het feit zich niet verdraagt met een bekorting van de door de rechtbank opgelegde straf. Het is in het belang van de maatschappij en het slachtoffer
dat klager zijn straf daadwerkelijk ondergaat.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 11 januari 2018.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Artikel 40a van de Regeling bepaalt dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft strafonderbreking voor
onbepaalde tijd kan worden verleend. Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat tenminste de helft van de straf is ondergaan. Aan deze strafonderbreking is de voorwaarde verbonden dat
de
vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Uit de nota van toelichting bij dit artikel wordt duidelijk dat er redenen kunnen zijn die zich tegen het verlenen van een strafonderbreking verzetten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de belangen
van de slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde was geschokt door het door de vreemdeling gepleegde delict (Stcrt. 11 april 2012, 7141).

De opneming van de mogelijkheid van strafonderbreking aan vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland vloeit voort uit de wijziging van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (Stb. 2011, 545). Op grond van artikel 15, derde
lid,
onder c, van het Wetboek van Strafrecht komen veroordeelde vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 niet (langer) in aanmerking voor de regeling van de voorwaardelijke
invrijheidstelling. Blijkens de toelichting bij deze wetswijziging is het doel van de strafonderbreking van artikel 40a van de Regeling om criminele vreemdelingen uit te zetten (Tweede Kamer 2010-2011, 32 319, nr. 8, p. 8 e.v.).

Klager zou, nu de Dienst Terugkeer en Vertrek blijkens het advies van de directeur heeft medegedeeld dat klagers vertrek uit Nederland mogelijk kan worden gerealiseerd, in beginsel in aanmerking kunnen komen voor strafonderbreking vanaf het moment dat
hij de helft van zijn straf heeft ondergaan. Blijkens het advies van de directeur is dit per 12 juli 2016.

De beroepscommissie is van oordeel dat door de Staatssecretaris onvoldoende is gemotiveerd waarom gelet op het doel van artikel 40a van de Regeling, zoals hiervoor toegelicht, het belang van het slachtoffer het verlenen van strafonderbreking in de weg
staat. De strafonderbreking gaat immers pas in op het moment dat klager Nederland heeft verlaten en onder de voorwaarde dat hij niet naar Nederland terugkeert, op straffe van hervatting van de tenuitvoerlegging van de straf (artikel 40a, derde en
vierde
lid, van de Regeling). Evenmin heeft de Staatssecretaris gemotiveerd waarom er gevaar bestaat voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten dan wel maatschappelijke onrust als bedoeld in artikel 4, onder b en i van de
Regeling. Bij de stukken ontbreekt informatie waaruit dit gevaar zou kunnen blijken. De omstandigheid dat er tussen Duitsland en Nederland geen grenscontrole bestaat, kan klager niet worden tegengeworpen, tenzij er aanwijzingen zouden zijn dat klager
zal trachten terug te keren naar Nederland. Dit blijkt echter niet uit de stukken.

Gelet op het vorenstaande kan de bestreden beslissing wegens een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd en de Staatssecretaris zal worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van een week na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van een week na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 12 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven