Nummer: 16/1784/GB
Betreft: [klaagster] datum: 10 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 17 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klaagster is sedert 1 december 2014 gedetineerd. Zij verbleef in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Zwolle. Op 16 februari 2015 is zij geselecteerd voor de extra zorg voorziening van de locatie Ter Peel te Sevenum. Op 31 maart 2016 is zij geplaatst
in de gevangenis van de locatie Ter Peel.
3. De standpunten
3.1. Klaagster heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klaagster stelt dat zij weet dat zij op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in een kliniek zal worden geplaatst. Dit heeft zij volgens haar meerdere keren met de gevangenispsycholoog besproken. Klaagster stelt dat de gevangenispsycholoog haar
heeft gezegd dat hij haar een kans wil geven met verlof te gaan, omdat hij klaagster heeft leren kennen.
Klaagster heeft bij de reclassering aangegeven dat zij het laatste jaar een keer harddrugs heeft gebruikt en daarvan ook meteen spijt had en dit nog steeds heeft. Ze is daarvoor gestraft en heeft sindsdien niet meer gebruikt. Klaagster wil graag
resocialiseren. Haar zoontje vraagt haar iedere week of ze komt. Ze beschikt volgens haar over een goedgekeurd verlofadres en uit haar dossier volgt niet dat zij vluchtgevaarlijk is. Alleen haar voormalig adres bij haar moeder is net over de grens in
Duitsland. Klaagster heeft nooit geprobeerd te vluchten en ze heeft in de inrichting aan allerlei trainingen deelgenomen. Ze wil graag de kans krijgen zich te bewijzen. Ze is bereid tegen het einde van haar detentie een behandeling in een kliniek te
volgen. Klaagster krijgt sinds januari 2016 methadon voorgeschreven, zodat nauwelijks een risico bestaat dat zij drugs zal gebruiken tijdens een verlof, aldus de toelichting van klaagster.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klaagsters verzoek is, in overeenstemming met het advies van de directeur van de locatie Ter Peel, afgewezen. Het voornemen bestaat klaagster op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in een kliniek te plaatsen waar vrijheden onderdeel zullen
uitmaken van haar resocialisatie. Plaatsing van klaagster in een b.b.i., waar vrijheden onderdeel uitmaken van het regime, acht de selectiefunctionaris niet verantwoord. Gewacht wordt nog op een advies van het Openbaar Ministerie (OM). Vooralsnog is
het
OM tegen plaatsing in een b.b.i., omdat klaagster een verblijfadres in het buitenland heeft, waardoor het risico groot wordt geacht dat zij zich aan haar detentie zal onttrekken. Voorts bestaat gelet op klaagsters drugsgebruik het risico op een
terugval. Begeleiding hierin wordt wenselijk geacht. Voor wat betreft het opgegeven verlofadres merkt de selectiefunctionaris op dat dit het adres van een nieuwe relatie van klaagster betreft. Er is geen sprake van een langdurige, stabiele relatie
waarin opvang bij problemen kan worden verwacht. De selectiefunctionaris is van mening dat klaagster het meeste baat zal hebben bij een klinische plaatsing. Binnen afzienbare tijd zal klaagsters zaak in hoger beroep worden behandeld. Wanneer de
opgelegde straf gelijk blijft aan de in eerste aanleg opgelegde straf, zou plaatsing in een kliniek snel gerealiseerd kunnen worden.
3.3. De directeur van de locatie Ter Peel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek gezien de voorhanden zijnde adviezen van de reclassering, het OM en het advies van het Psycho Medisch Overleg.
De reclassering heeft geadviseerd om, alvorens regimegebonden verlof te verlenen, de inrichtingspsycholoog te laten onderzoeken of naar redelijkheid kan worden verwacht dat klaagster in staat is haar verslavingsproblematiek tijdens een verlof onder
controle te houden.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlof of vrijheden, omdat klaagster preventief gehecht is en een adres in het buitenland heeft.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Ter Peel van 13 mei 2016 volgt dat het voornemen bestaat klaagster in het kader van artikel 43, derde lid, Pbw in een kliniek te plaatsen. Onderdeel van een klinische opname is het
experimenteren met en het onder begeleiding ondergaan van vrijheden en verloven. De inrichtingspsycholoog heeft aangegeven dat dit voornemen niet betekent dat klaagster tijdens haar detentie per definitie moet worden uitgesloten van vrijheden. Naar
aanleiding van voormeld advies van de inrichtingspsycholoog heeft de directeur van de locatie Ter Peel negatief geadviseerd ten aanzien van klaagsters verzoek.
Nu plaatsing van klaagster in een kliniek op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw wordt voorbereid en het onder begeleiding ondergaan van vrijheden onderdeel van de klinische behandeling zal zijn, is de beroepscommissie van oordeel dat de
beslissing tot afwijzing van klaagsters verzoek tot plaatsing in een b.b.i. bij deze stand van zaken niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 augustus 2016
secretaris voorzitter